Spelling Blok 4 1KT

Spelling - Blok 4
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Spelling - Blok 4

Slide 1 - Slide

Bedenk een zin.
Verander de persoonsvorm van tijd en
zet die nieuwe zin onder de originele zin.

Slide 2 - Open question

Slide 3 - Slide

PVVT (persoonsvorm
verleden tijd)
Sterke werkwoorden = klankveranderende werkwoorden
Hebben geen regels! Dit moet je weten door te lezen.

Zwakke werkwoorden = klankvaste werkwoorden 
Kijk bij het sexy fokschaap alleen naar de klinkers!

Slide 4 - Slide

Welke regel gebruiken
we bij de persoonsvorm verleden tijd?

Slide 5 - Open question

Sleep de stappen naar de goede plek!
1.
2.
3.
4.
5.
Is het woord een pv?
Sexy fokschaap!
Sterk of zwak?
TT of VT?
Schrijf de ik-vorm op

Slide 6 - Drag question

De laatste jaren (tobben) hij met zijn gezondheid.
(persoonsvorm verleden tijd)

Slide 7 - Open question

Persoonsvorm verleden tijd
(vermoeden) ... jullie dat hij iets stal.

Slide 8 - Open question

Persoonsvorm verleden tijd
Ik … (verbazen) me over de wilskracht van het verlegen meisje.

Slide 9 - Open question

Persoonsvorm verleden tijd.

Vorig jaar ... (verhuizen) hij naar Hoorn.

Slide 10 - Open question

Persoonsvorm verleden tijd:
Ik ......(schrijven) de brief.
A
schreef
B
schreven
C
schrijfde
D
schreeft

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?
Zij ______________ (rusten)
A
ruste
B
rustte

Slide 12 - Quiz

De persoonsvorm verleden tijd (enkelvoud) van wachten is:

A
wachte
B
wachtte
C
wachten
D
wachtten

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

VD (voltooid deelwoord)
1. Zoek eerst de persoonsvorm!
2. Is deze een vorm van 'hebben', 'zijn' of 'worden'?
3. Ja? Dan is het laatste werkwoord een voltooid deelwoord.

Voltooid deelwoorden beginnen vaak met ge-, be-, ver-, ont-, er-, her-, mis-.


Slide 15 - Slide


Wanneer is iets een VD?

Slide 16 - Open question

Er is deze week weer veel (gebeuren).
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
persoonsvorm verleden tijd
C
hele werkwoord
D
voltooid deelwoord

Slide 17 - Quiz

Er is deze week weer veel (gebeuren).
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt

Slide 18 - Quiz

Wij hebben al heel wat rare dingen met haar (beleven).
A
voltooid deelwoord
B
hele werkwoord
C
persoonsvorm tegenwoordige tijd
D
persoonsvorm verleden tijd

Slide 19 - Quiz

Wij hebben al heel wat rare dingen met haar (beleven).
A
beleefd
B
beleeft
C
beleevd
D
beleevt

Slide 20 - Quiz

Drie ongevallen hebben tot een verkeerschaos (geleiden).
A
geleit
B
geleidt
C
geleid

Slide 21 - Quiz

Voor dat feest hebben zij zich behoorlijk (uitsloven).
A
uitgesloofd
B
uitgelooft

Slide 22 - Quiz

Bedenk meervouden
van zelfstandige naamwoorden

Slide 23 - Mind map

Theorie (meervoud van zelfstandige naamwoorden)
zelfstandige naamwoorden = 
  • mensen, dieren, dingen, enz. 
  • Je kunt er meestal een lidwoord voor zetten
  • Je kunt er meestal meer van maken: meervoud

Vaak hoor je hoe je het meervoud schrijft:
tent - tenten        rivier - rivieren       vakantie - vakanties 

Slide 24 - Slide

Theorie (meervoud op -en)
Zelfstandige naamwoorden kunnen in het meervoud eindigen op -en

                                   letter erbij         letter weg           letter veranderen
hond-honden      pak-pakken      beer-beren        muis-muizen
paard-paarden    fles-flessen     daad-daden      werf-werven


Slide 25 - Slide

Theorie (meervoud op -s of 's)
Zelfstandige naamwoorden kunnen in het meervoud eindigen 
op -s                                                voetballer - voetballers             etalage - etalages

of -'s                                                 camera - camera's                      kiwi - kiwi's
                                                            foto - foto's                                    paraplu - paraplu's 

Let op de uitspraak! Als er een -s aan vast kan zonder dat de uitspraak verandert, dan gebruik je GEEN apostrof (')



Slide 26 - Slide

Meervoud van 'studie'?

Slide 27 - Open question

Meervoud van 'pony'?

Slide 28 - Open question

Als een zelfstandig naamwoord eindigt op -ee, dan schrijf je -ën.
Als er een verkeerde uitspraak kan ontstaan, schrijf je -’s.
Bij sommige zelfstandige naamwoorden verandert een letter als je het meervoud schrijft: s wordt z en f wordt v.
Bij sommige zelfstandige naamwoorden moet je een klinker weghalen of een medeklinker erbij zetten.
ree
idee
oma
foto
huis
baby
blok
boom
erf
staaf

Slide 29 - Drag question

Meervoud met -s
Meervoud met -'s
loempia
camera
giraffe
menu
niveau
keu
app
vitrine
avocado
café
dominee
etage

Slide 30 - Drag question

En nu werken jullie!
Maak nu de zelftoets verder in de studieplanner

Slide 31 - Slide