Bedenk een zin met voorwaardelijk verband bij deze afbeelding.
Slide 5 - Open question
Welke signaalwoorden horen bij een toegevend verband?
A
Adhv, zodat, om te, dmv, met, mbv, middels en opdat
B
Als, als dan, indien, tenzij, wanneer,
C
Kortom, samengevat, met andere woorden en al met al.
D
Ook al, zij het dat, weliswaar, alhoewel, ofschoon, desondanks,
Slide 6 - Quiz
Wat geeft een samenvattend verband aan?
A
Verkorte weergave van de informatie uit de tekst.
B
Het zet twee zaken samen naast elkaar.
C
Het laat een overeenkomst zien.
D
Huh, samenvattend verband?!
Slide 7 - Quiz
Maak zelf een zin waarin een doel - middel-verband duidelijk wordt.
Slide 8 - Open question
Opdracht - verbanden herhalen
Lees tekst 4 op blz. 76-77 zelfstandig en precies door
Ga aan de slag met opdracht 4, vraag 4 (blz. 76)
Je mag samenwerken, maar op fluistertoon
Je hebt hiervoor 15 minuten de tijd
Ben je klaar met opdracht? Maak dan vraag 6 (blz. 76)
Slide 9 - Slide
Welke zin heb je gevonden met een doel-middel verband? Noteer de eerste twee woorden en de laatste twee woorden van de zin. Zet het signaalwoord erbij dathet verband aangeeft.
Slide 10 - Open question
Welke zin heb je gevonden met een voorwaardelijk verband? Noteer de eerste twee woorden en de laatste twee woorden van de zin. Zet het signaalwoord erbij dat het verband aangeeft.
Slide 11 - Open question
Welke zin heb je gevonden met een toegevend verband? Noteer de eerste twee woorden en de laatste twee woorden van de zin. Zet het signaalwoord erbij dat het verband aangeeft.
Slide 12 - Open question
Opdracht 4, vraag 6 bespreken
Welke steekwoorden en deelonderwerpen heb je op de lege plekken ingevuld?
Slide 13 - Slide
Afsluiten
Veel succes met je voorbereidingen voor de toetsweek!