Wetenschapsfilosofie - Plato

Wetenschapsfilosofie
Leerzame Quiz
Wetenschapsfilosofie
Een Leerzame Quiz
Heleen Hesseling, Marianne van Bemmel & Brandy Leverock
1 / 15
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wetenschapsfilosofie
Leerzame Quiz
Wetenschapsfilosofie
Een Leerzame Quiz
Heleen Hesseling, Marianne van Bemmel & Brandy Leverock

Slide 1 - Slide

Rules

- Zorg ervoor dat je goed de uitleg over de Quiz en LessonUp hebt doorgenomen. Dit is te vinden in de beschrijving op Pitch to Peer.

- Het kan zijn dat je dingen niet weet. Dit is niet erg en je mag fouten maken. De Quiz is er vooral om meer uitleg te geven over het onderwerp. 

Laten we beginnen...

Slide 2 - Slide



Wie denk je dat deze filosoof op de afbeelding hiernaast is?
A
Socrates
B
Aristoteles
C
Plato
D
Foucault

Slide 3 - Quiz

Het is Plato. 

In de eerste week van Wetenschapsfilosofie hebben we het gehad over Aristoteles en zijn begrip van kennis, namelijk dat waarneming de bron en rechtvaardigheid is van kennis. Echter had hij ook een leermeester die hem deze filosofie heeft aangeleerd, Plato.
Plato was een Grieks filosoof en schrijver die leefde in de Griekse Oudheid. Een van zijn grote werken was zijn Ideeënleer, het onderwerp dat centraal staat tijdens deze quiz.

De theorie van Ideeënleer, ook wel Vormenleer genoemd, gaat er van uit dat er twee rijken zijn in de wereld, de waarneembare wereld en de non-fysieke denkbare wereld. Volgens Plato bevat deze non-fysieke wereld de kern van alles wat bestaat. 

Slide 4 - Slide

Vul aan, "Volgens Plato zijn ideeën:"
A
Vervormbaar door de menselijke geest, en veranderen met de tijd heen.
B
Waarneembaar met verstand, ze zijn eeuwig waardoor ze tijdloos en onveranderlijk zijn.
C
Ongrijpbaar en verschillen van persoon tot persoon, waardoor er geen enkel 'enig' idee kan zijn

Slide 5 - Quiz

Het goede antwoord is: B) Ideeën zijn waarneembaar met verstand, ze zijn eeuwig waardoor ze tijdloos en onveranderlijk zijn.

Plato ziet de kern van ‘Ideeën’ als alleen waarneembaar met verstand. Ze zijn onderdeel van de denkwereld. Dit maakt ze eeuwig waardoor ze tijdloos en onveranderlijk zijn. Voorwerpen en andere fysieke objecten die we kunnen waarnemen zijn veranderlijk. Volgens Plato vallen deze objecten dus niet onder Ideeën. Hun betekenis en bestaan wordt alleen gecreëerd door het feit dat er ideeën in de denkwereld zijn. Deze relatie tussen voorwerpen en ideeën wordt door Plato “Methexis” genoemd.

Slide 6 - Slide

Kunnen we met deze informatie zeggen dat eigenschappen van handelingen, net als voorwerpen, afhankelijk zijn van ‘ideeën’?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

Ja, eigenschappen zijn net als voorwerpen afhankelijk van 'ideeën'.

Volgens Plato zijn eigenschappen, net als voorwerpen, afhankelijk van Ideeën. Zo wordt een handeling gezien als rechtvaardig omdat het idee van rechtvaardigheid in de denkwereld bestaat. Echter kan een handeling alleen beschouwd worden als moedig, omdat het idee van moed al bestaat.
"Stelen is slecht"

Slide 8 - Slide

“Iedereen kan ideeën maken” Zal Plato het eens of oneens zijn met deze stelling? Denk na waarom.
A
Eens
B
Oneens

Slide 9 - Quiz

Het antwoord is oneens, zo te zien had Plato niet in iedereen vertrouwen.

Volgens hem hebben alleen filosofen het vermogen om ideeën te kunnen maken. Deze ideeën kunnen vervolgens weer echte kennis produceren. 'Normale' mensen kunnen slechts alleen dingen waarnemen zoals voorwerpen en andere fysieke dingen. Dit zijn dingen die volgens Plato’s theorie aan verandering onderhevig zijn en dus geen echte kennis kunnen creëren. 

Slide 10 - Slide

Zijn ideeën volgens het perspectief van Plato absoluut?
A
Ja, ideeën zijn absoluut. Zo heeft ‘rechtvaardigheid’ maar één absolute, onbetwijfelbare vorm.
B
Nee, ideeën zijn subjectief. Iedereen kan een ander idee van ‘rechtvaardigheid’ hebben.

Slide 11 - Quiz

Ja ideeën zijn absoluut.

Zoals eerder is benoemd bevat de denkwereld concepten die tijdloos, onveranderlijk en zeker absoluut zijn. Rechtvaardigheid heeft dus ook maar één absolute vorm. Niemand naast filosofen heeft het vermogen om een eigen idee te creëren. 



Ben jij het met Plato eens? Denk daar eens over na.

Slide 12 - Slide

Hoe verklaart Plato dat mensen echter wél Ideeën kunnen begrijpen, bijvoorbeeld dat men weet of een handeling “moedig” of “rechtvaardig” is?
A
Hij verklaart dit aan de hand van leermeesters als hemzelf, die anderen mensen kennis over Ideeën toewijst, die het vervolgens weer verspreiden
B
Hij verklaart niks, en blijft bij zijn theorie dat “normale” mensen geen Ideeën kunnen begrijpen en dat toeval een grote rol speelt.
C
Hij verklaart dit aan de hand van de menselijke ziel. die kennis met zich meebracht voordat mensen bestonden.
D
Hij verklaart dat ieder mens vanaf de geboorte al beschikt over een ingebouwd moraal systeem die helpt begrijpen hoe concepten moeten worden gezien.

Slide 13 - Quiz

Het goede antwoord is: C) Hij verklaart dit aan de hand van de menselijke ziel die kennis met zich meebracht al voor dat mensen bestonden.

Mensen kunnen Ideeën, zoals 'moedig' of 'rechtvaardig' begrijpen, omdat ieder mens over een ziel bezit. De ziel heeft een eeuwig bestaan en heeft waarschijnlijk al eerder ergens kennis van Ideeën vandaan gehaald.  Echter wordt deze kennis 'verdrukt' wanneer de ziel een menselijk lichaam ingaat, omdat deze overspoeld wordt door zintuiglijke waarnemingen. Uiteindelijk lukt het de mens in samenwerking met de ziel Ideeën te herinneren.

Slide 14 - Slide

Je bent nu aan het einde gekomen van de Quiz.
Bedankt voor het maken en wij wensen je veel succes met het examen!
Bravo!

Slide 15 - Slide