3H - les 30 - STG

3H1 - 29 de noviembre, 2021 - STG
1 / 13
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

3H1 - 29 de noviembre, 2021 - STG

Slide 1 - Slide

Programa

  • SO Unidad 6
  • Leemos
  • Herhaling voorzetsels
  • Herhaling aanwijzend voornaamwoord
  • Deberes

Slide 2 - Slide

- lees & luisterfragment
- woordjes 6.1, 6.2, 6.3 NL-SP
- Roze werkwoordenblad 25 t/m 50 SP-NL
- Futuro
- Regelmatige ww vervoegen
- Wederkerende ww vervoegen
- Onregelmatige ww vervoegen
- Perfecto regelmatige & onregelmatige
- Voorzetsels
- Aanwijzend voornaamwoord

Woensdag 15 december

Slide 3 - Slide

Leemos SUAVEMENTE
  1. Werkblad
  2. Opdrachten achterin
  3. Deadline = 20 januari
timer
15:00

Slide 4 - Slide

Voorzetsels in het Spaans
Wat zijn dat ook al weer...?  Welke voorzetsels ken jij in het Nederlands?



Slide 5 - Slide

Voorzetsels
Bestudeer de verschillen / betekenis van de voorzetsels:
A, De, En, Con , Por , Para
A --> gaat vaak samen met IR
De --> gaat vaak samen met SER
En --> gaat vaak samen met ESTAR
En --> gebruik bij vervoer!!!
EB: ejercicios 26-28 (EB pag. 82 - 83)

Slide 6 - Slide

Zaken aanwijzen in het Spaans
Van te voren heb je de volgende twee video's bekeken  om dit onderwerp  beter te begrijpen:

1- https://www.youtube.com/watch?v=fLDuIuKi72M

2- https://www.youtube.com/watch?time_continue=1&v=P7_y66DUmBc

Slide 7 - Slide

aanwijzende vnw
  1. Belangrijk.. welke woorden betekenen die/dat/deze?
  2. Wat is de grammatica regel?
EB: ejercicio 30A + B 
(Pag. 84)

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Let op meervoud, geslacht, afstand!
Dichtbij (jezelf): este, esta, estos, estas

Iets verder weg (daar bij jou): ese, esa, esos, esas

Nog verder, (veel verder): aquel, aquella, aquellos, aquellas



Slide 10 - Slide

Zelfstandig gebruik van het 
aanwijzend voornaamwoord
Dichtbij (jezelf): esto, ésta
vb:¿te gusta el chorizo? No, no me gusta esto
Iets verder weg (daar bij jou): eso , ése, ésa, esos, esas
vb: Te gusta jugar al fútbol? Sí, me gusta eso
Nog verder, (veel verder): aquello, aquella, aquellos, aquellas, 
vb: ¿quién es el hombre allí?  Aquel es mi papá.



Slide 11 - Slide

Trabaja
EB ejercicios 27-32, pag 82-86

Daarna:
Oefening 2

Slide 12 - Slide

Deberes
Klaar? 
Leren: voca 6.1, 6.2, 6.3
Leren: voorzetsels + aanwijzende vnw

Slide 13 - Slide