Unité 2 avoir

Bonjour
1 / 33
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bonjour

Slide 1 - Slide

M1C
Lotte
Isabella
Wesely
Boaz
Fenna
Mayla
Jasmijn
Lisa
Annique
Jillian
Mees
Ronan
Milan
Aram
Sasha
Yeva
Logan
Alexandro
Bego
Alysia
Sayomii
Jelte
Ryan
Docent

Slide 2 - Slide

M1E
Yusef
Luuk
Lynn
Marijn
Joas
Sietske
Jaydey
Jayda
Yunaid
Jaiden
Amelie
Benjamin
Megan
Mauro
Chesley
Pedro
Keyano
Ravyar
Sonya
Kayleigh
Lotte
Ben
Amena
Ravi
Zara
Karim
Nada
Thymo
Docent

Slide 3 - Slide

M1B
Joan
Sterre
Sara
Fem
Thijs
Wesely
Aysha
Jiya
Eldin
Thomas
Thijn
Damien
Ghislaine
Angelina
Thomas R
Ryan
Siem
Reniem
Izzy
Djaya
Tim
Alek
Kay
Ivar
Diaz
Docent

Slide 4 - Slide

M1D
Armita
Juna
Sven
Sem
Dennis
Thijmen
Suze
Naomi
Quinn
Jervee
Isaura
Duko
Misha
Ky-Shawn
Ralph
Anna
Valentina
Samantha
Justin
Megan
Lucas
Julien
Docent

Slide 5 - Slide

Programme
  • Doelen: 
  • Je kunt de frans getallen benoemen tot aan 20 . 
  • je kunt het werkwoord avoir ''hebben'' toepassen.
  • Devoirs : 3/4/5
  • Lire: tekst 

Slide 6 - Slide

Focusleren
Oefen met de getallen tot 20 : zie link op magister
timer
5:00

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Lire
Texte : Chez moi, c'est comme ça / Tu es quel animal ? p. 47
Apprendre 1, 2, 3 p. 64- 65
Klaar : maak ex 5 en 6 p 46
timer
6:00

Slide 9 - Slide


Welk onregelmatig werkwoord heb je al in Unité 1 geleerd?
A
avoir
B
être
C
regarder
D
aimer

Slide 10 - Quiz

Waarom is het werkwoord être onregelmatig?

Slide 11 - Open question

Page 53
Het werkwoord avoir = hebben
J'ai                     = ik heb
Tu as                 = jij hebt
il/elle/on a      = hij/zij/men heeft
nous avons   = wij hebben
vous avez      = jullie hebben/ u heeft 
ils/elles ont    = zij hebben

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Wat is de betekenis van het werkwoord avoir
A
kijken
B
hebben
C
zijn
D
luisteren

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Video

Vul de goede vorm in:
elles ....... un chien
A
a
B
ont
C
avez
D
avons

Slide 16 - Quiz

Madame, vous ....... un beau manteau
A
a
B
avons
C
avez

Slide 17 - Quiz

vertaal "ik heb"

Slide 18 - Open question

Nous .......... un beau jardin
A
avons
B
avez
C
ont

Slide 19 - Quiz

Juliette ...... une grande chambre
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 20 - Quiz

vertaal "zij hebben" (mannelijk!)

Slide 21 - Open question

Juliette et Christine ...... aussi un grand jardin
A
a
B
avons
C
avez
D
ont

Slide 22 - Quiz

Laatste vraag ;-)
Vul de goede vorm in van "avoir"
tu ......
A
ai
B
as
C
a

Slide 23 - Quiz

Wat is de betekenis van het werkwoord avoir
A
kijken
B
hebben
C
zijn
D
luisteren

Slide 24 - Quiz

Ma mère (avoir) un frère qui s'appelle Hugo
A
a
B
as
C
est
D
es

Slide 25 - Quiz

Christine et Sophie (avoir) beaucoup de devoirs
A
a
B
sont
C
est
D
ont

Slide 26 - Quiz

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft
B. zij hebben
C.  men heeft
D.  jullie hebben
E. jij / je hebt
F. wij hebben
1.  nous  avons
2.  tu  as
3.  ils  ont
4.  on  a
5.  vous avez
6.  elle  a

Slide 27 - Drag question

Hoe vertaal je "zij hebben" in het Frans ?
timer
1:00
A
ils ont
B
elle a
C
vous avez
D
tu as

Slide 28 - Quiz

Hoe vertaal je "men heeft" in het Frans ?
timer
1:00
A
ils ont
B
nous avons
C
j'ai
D
on a

Slide 29 - Quiz

Wat betekent "tu as"?
A
zij hebben
B
hij heeft
C
jij hebt
D
ik heb

Slide 30 - Quiz

Wat betekent "il a" ?
A
hij heeft
B
zij heeft
C
u heeft
D
zij hebben

Slide 31 - Quiz

Wat betekent "nous avons"?
A
ik heb
B
u heeft
C
wij hebben
D
zij hebben

Slide 32 - Quiz

Au Travail
Ex 8abcde p. 49-50
Klaar : leer  apprendre 2

Slide 33 - Slide