H4 Tweede Wereldoorlog Oefentoets

De Tweede Wereldoorlog


Oefentoets
1 / 29
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 3,4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

De Tweede Wereldoorlog


Oefentoets

Slide 1 - Slide

Welk begrip past bij de bron?
A
Blitzkrieg
B
D-day
C
Operatie Barbarossa
D
Slag om Stalingrad

Slide 2 - Quiz

Noem de aanleiding die ervoor zorgde dat Nederland in 1940 capituleerde.

Slide 3 - Open question

Sleep de namen van de leiders en de vlaggen van landen waar ze vandaan komen naar de juiste persoon in de foto.
Churchill
Stalin
Roosevelt

Slide 4 - Drag question

De Duitsers maakten veel discriminerende regels tegen de joden. Zet de volgende regels in de juiste tijdsvolgorde. Begin met de regel die als eerste werd ingevoerd.
Alle joden moeten een gele ster op hun kleding dragen.
Joodse ambtenaren en leraren worden ontslagen.
Steeds meer joden worden opgepakt en naar concentratiekampen gebracht.
Veel openbare plaatsen zijn voortaan verboden voor joden.

Slide 5 - Drag question

Deze opdracht gaat over een historische bron: een oproep om te gaan staken die op 25 februari 1941 in Amsterdam werd verspreid.

Lees eerst de bron. Trek je conclusie: Wat was de belangrijkste eis van de initiatiefnemers?

A
dat de lonen en de uitkeringen fors zouden worden verhoogd
B
dat de (socialistische) NVV niet gelijkgeschakeld zou worden
C
dat de terreur tegen de joodse bevolking meteen zou stoppen
D
dat NSB-leider Mussert niet de leiding over Nederland zou krijgen

Slide 6 - Quiz

Wie heeft de opdracht gegeven om deze poster te laten maken?

En tegen welk bondgenootschap is de poster gericht?
A
de Duitse bezetter, tegen de As-mogendheden
B
de Duitse bezetter, tegen de Geallieerden
C
het Nederlandse verzet, tegen de As-mogendheden
D
het Nederlandse verzet, tegen de Geallieerden

Slide 7 - Quiz

De volgende zinnen beschrijven het gedrag van vier Nederlanders tijdens
de Tweede Wereldoorlog:
1 Een man meldt zich aan voor de strijd tegen de Sovjet-Unie.
2 Een politieman geeft leiding bij het oppakken van Joden.
3 Een radio-omroeper deelt mee dat het Nederlandse leger heeft gecapituleerd.
4 Een vrouw wordt verliefd op een Duitse soldaat.

Welke vorm of welke vormen van gedrag zijn voorbeelden van collaboratie?
A
Nummer 1 en 2
B
Nummer 2
C
Nummer 2 en 3
D
Alleen nummer 4

Slide 8 - Quiz

Waar en in welke periode werd dit bankbiljet als wettig betaalmiddel gebruikt?
A
in Indonesië in de periode 1942-1945
B
in Japan in de periode 1942-1945
C
in Nederland in de periode 1942-1945
D
in Japan in de periode 1946-1949

Slide 9 - Quiz

Op de foto zie je 'Little Boy' een atoombom die op de Japanse stad Hiroshima is gegooid.

De president van de Verenigde Staten besloot tijdens de Tweede Wereldoorlog atoombommen in te zetten tegen Japan.

Welk argument had de president voor de inzet van de atoombommen?
A
De Amerikanen dachten dat bij de verovering van Japan veel van hun soldaten zouden sneuvelen.
B
De As-mogendheden hadden een bondgenootschap gesloten met de Sovjet-Unie
C
De Geallieerden wilden voorkomen dat de Sovjet-Unie een atoombom zou inzetten.
D
Japan weigerde zich over te geven aan de As-mogendheden.

Slide 10 - Quiz

Deze opdracht gaat over een historische bron: een Amerikaanse poster uit 1942.

Welke boodschap had de poster in de bron voor de gewone Amerikaanse burger?

A
De Japanse keizer Hirohito is net zo'n onbetrouwbare schurk als de Duitse leider Hitler en de Russische dictator Stalin.
B
Laat iedereen zich inzetten om de productie van onze industrie op te voeren, want alleen zo kunnen we de vijand verslaan.
C
Wees voorzichtig met wat je zegt, want de spionnen van de As-mogendheden houden ons Amerikanen voortdurend in de gaten.
D
Geen van de genoemde boodschappen is juist.

Slide 11 - Quiz

➤Combineer de onderstaande zinnen met het juiste land, door ze naar de vlaggen op de kaart te slepen.






Land dat werd veroverd tijdens de Blitzkrieg van mei 1940.
Dit land is nooit door de Duitsers veroverd. Dat kwam onder andere doordat de piloten van dit land zo dapper vochten.
De aanval op dit land werd door Duitsland Operatie Barbarossa genoemd.
Hier vielen de geallieerden op 6 juni 1944 aan.

Slide 12 - Drag question

Boven de tijdbalk staan verschillende data uit het jaar 1940. 
➤Sleep de volgende gebeurtenissen naar de juiste dag.






Nederland geeft zich over.
Rotterdam wordt gebombardeerd.
Duitsland valt Nederland aan.

Slide 13 - Drag question

Wat of wie herdenken wij op 4 mei??

A
Alle oorlogsslachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en oorlogssituaties en vredesmissies nadien
B
Het begin van de Tweede Wereldoorlog
C
Het einde van de Tweede Wereldoorlog
D
De Nederlandse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en oorlogssituaties en vredesmissies nadien

Slide 14 - Quiz


Duitsland heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog veel landen aangevallen, waaronder Frankrijk, Polen en de Sovjetunie.

➤In welke volgorde werden deze landen door Duitsland aangevallen?




A
Frankrijk –> Polen –> Sovjetunie
B
Frankrijk – >Sovjetunie –> Polen
C
Polen –> Frankrijk –> Sovjetunie
D
Polen –> Sovjetunie –> Frankrijk

Slide 15 - Quiz



De kaarten laten verschillende troepenbewegingen zien tijdens de Tweede Wereldoorlog.

➤Wat is de juiste volgorde?







A
Eerst 2, dan 3, vervolgens 1 en ten slotte 4.
B
Eerst 2, dan 4, vervolgens 3 en ten slotte 1.
C
Eerst 1, dan 2, vervolgens 3 en ten slotte 4.
D
Eerst 4, dan 2, vervolgens 1 en ten slotte 3.

Slide 16 - Quiz

Welk begrip past het beste bij de bron?
A
censuur
B
collaboratie
C
deportatie
D
gelijkschakeling

Slide 17 - Quiz

A De Nederlandse pers werd gecensureerd.
B De Duitsers organiseerden razzia’s in Nederland.
C Nederlanders gingen steeds vaker in verzet.
D Nederland werd bezet door de Duitsers.

1 Feit A is een directe / indirecte oorzaak van feit C.
2 Feit A is een gevolg op korte / langere termijn van feit D.
3 Feit C is een gevolg op korte / langere termijn van feit D.
A
1. indirecte, 2. korte, 3. langere
B
1. directe, 2. korte, 3. langere
C
1. indirecte, 2. langere, 3. langere.
D
indirecte, 2. langere, 3. korte

Slide 18 - Quiz

Bestudeer eerst de bron.

De maker wilde met de poster duidelijk maken.....
A
dat Churchill en Roosevelt het bijna in hun broek hadden gedaan van angst
B
dat Stalin blij was met de afwachtende houding van Churchill en Roosevelt
C
dat Stalin Churchill en Roosevelt olie wilde leveren voor de invasie in West-Europa
D
dat Stalin vond dat Churchill en Roosevelt op moesten schieten met het tweede front

Slide 19 - Quiz

Welk begrip past het beste bij de bron?
A
censuur
B
propaganda
C
onderdrukking
D
gelijkschakeling

Slide 20 - Quiz

'Massale moord op joden tijdens de Tweede Wereldoorlog'

Welk begrip (woord) hoor bij bovenstaande omschrijving?

Slide 21 - Open question

Deze vraag gaat over de Tweede Wereldoorlog buiten Europa. Zet de onderstaande gebeurtenissen in de juiste volgorde:
1 De VS gooien de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki.
2 De VS verklaren Japan de oorlog.
3 Japan begint met de verovering van delen van China.
4 Japan capituleert.
5 Japan valt Pearl Harbor aan.
6 Japan verovert Indonesië.
A
3 --> 5 --> 2 --> 6 --> 4 --> 1
B
3 --> 5 --> 2 --> 6 --> 1 --> 4
C
3 --> 2 --> 5 --> 6 --> 1 --> 4
D
6 --> 4 --> 2 --> 3 --> 1 --> 5

Slide 22 - Quiz

Bekijk de kaart van Europa van 1939 tot 1942.

Wat hoort bij het rode kruisje (in legenda) te staan?

Slide 23 - Open question

Bekijk de bron.

Welk land wordt bedoeld met bericht 1?

En welk bondgenootschap wordt bedoeld met bericht 2?
A
Bericht 1: Duitsland, Bericht 2: As-mogendheden
B
Bericht 1: Duitsland, Bericht 2: Geallieerden
C
Bericht 1: Japan, Bericht 2: Geallieerden
D
Bericht 1: Japan, Bericht 2: Geallieerden

Slide 24 - Quiz

Na de mobilisatie kreeg de vader te maken met Japanse soldaten.

Op welke kaart staat de aanval van de Japanners waar de vader direct mee te maken kreeg?
A
op geen van de kaarten
B
op kaart 1
C
op kaart 2
D
op kaart 1 en 2

Slide 25 - Quiz

De schrijver herinnert zich een periode in het westen van Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Hoe heet deze periode?

Slide 26 - Open question

In de bron wordt een begrip beschreven dat past bij de nationaalsocialistische politiek van Duitsland.

Noem dit begrip:

Slide 27 - Open question

Gebruik de bron.

Het pamflet was een reactie op de Duitse bezetting van Nederland.

Tegen welk onderdeel van de Duitse bezetting is dit pamflet gericht?
A
censuur
B
deportatie
C
gelijkschakeling
D
propaganda

Slide 28 - Quiz

Einde

Slide 29 - Slide