Vraag en Aanbod Hoofdstuk 1

Hoofdstuk 1 - de Markt
1 / 41
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 1 - de Markt

Slide 1 - Slide

Soorten markten
Concrete markt: vragers en aanbieders komen op bepaalde tijden direct met elkaar in contact.

Abstracte markt: geheel van vraag en aanbod van een bepaald product. Vragers en aanbieders ontmoeten elkaar niet. Is opgebouwd uit zeer kleine concrete markten.

‘De valutamarkt’
‘De arbeidsmarkt’
‘De huizenmarkt’
   

Slide 2 - Slide

Begrippen
Vraag - Betalingsbereidheid
Aanbod - Leveringsbereidheid
Winstmarge
Vraag - en aanbodlijnen / functies
Homogene goederen
Aanbod - / vraagoverschot
Evenwicht
Substitutie - en complementaire goederen
marktmechanisme 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Nikita wil nieuwe schoenen. Is dit vraag of aanbod?
A
Vraag
B
Aanbod

Slide 5 - Quiz

Het snijpunt van vraag en aanbod noem je:
A
optimaal
B
nulpunt
C
geen winst geen verlies
D
evenwicht

Slide 6 - Quiz

Je gaat een nieuw t-shirt kopen. Wat wil je hier maximaal voor betalen?

Slide 7 - Open question

Betalingsbereidheid
Het maximale bedrag dat iemand wilt betalen is de betalingsbereidheid

Gaat over VRAAG!
De vraaglijn = de betalingsbereidheid van consumenten



Slide 8 - Slide

Betalingsbereidheid

  • Hoeveel iemand bereid is te betalen aan een bepaald product.
  • Voorbeeld: Duinrell
  • Totale vraag 

Van 1 iemand = 
Individuele vraag
Van allemaal = 
Collectieve vraag

Slide 9 - Slide

Maak opdracht 1.2, 1.3, 1.4, 1.6 & 1.8
Niet

Slide 10 - Slide

Wat is aanbod op de markt?
A
Wat producenten verkopen
B
wat consumenten willen kopen
C
aantal consumenten op de markt
D
wat producenten vragen voor hun product

Slide 11 - Quiz

Wanneer het gaat over het aanbod van tomaten in Nederland hebben we het over
A
Het individuele aanbod
B
het collectieve aanbod
C
het geaggregeerde aanbod

Slide 12 - Quiz

Leveringsbereidheid

Slide 13 - Slide


LEVERINGSBEREIDHEID


De aanbodlijn laat zien wat de leveringsbereidheid is van de aanbieders. Dus de minimale leveringsbereidheid is de laagste prijs die de aanbieders voor hun product willen ontvangen
(aflezen in grafiek: laagste punt van aanbodlijn dus bij Qa =0)

Slide 14 - Slide

- Winstmarge
+
-

Slide 15 - Slide

Winstmarge
verschil tussen verkoopprijs - kostprijs.

Als de winstmarge toeneemt, willen producenten meer aanbieden

Slide 16 - Slide

Homogeen
Homogene goederen verschillen in de ogen van klanten niet van elkaar.

Slide 17 - Slide

De inkoopprijs van een blikje sinas is € 0,30. De winstmarge is € 0,70. Wat is de verkoopprijs
A
€ 0,30
B
€ 1,00
C
€ 1,30
D
€ 1,50

Slide 18 - Quiz

Marktevenwicht

Slide 19 - Slide

Marktevenwicht

Slide 20 - Slide

Vraagoverschot & Aanbodoverschot
Er kan tijdelijk een vraagoverschot of aanbodoverschot ontstaan.

maar....
Uiteindelijk keert de markt weer terug naar een evenwichtsprijs.
Vraagoverschot:
Het verschil tussen vraag en aanbod als de prijs lager is dan de evenwichtsprijs.
Aanbodoverschot:
Het verschil tussen vraag en aanbod als de prijs hoger is dan de evenwichtsprijs.

Slide 21 - Slide

Wat is het marktevenwicht?
A
Het punt waar aanbod groter is dan vraag.
B
Het punt waar vraag groter is dan aanbod.
C
Het punt waar vraag en aanbod niet van belang zijn.
D
Het punt waar vraag en aanbod gelijk zijn.

Slide 22 - Quiz

Zie je hier een vraagoverschot of een aanbodoverschot?
A
Vraagoverschot
B
Aanbodoverschot

Slide 23 - Quiz

Qv= -0,3P + 350
Qa= 0,5P - 325
Er is een prijs van 800

Wat is er aan de hand?
A
vraagoverschot van 110
B
vraagoverschot van 35
C
aanbodoverschot van 35
D
aanbodoverschot van 110

Slide 24 - Quiz

opdracht 1.9, 1.11, 1.12, 1.13 en 1.15

Slide 25 - Slide

Op de x-as van de grafiek van vraag en aanbod, staat altijd ...
A
de prijs (p)
B
de hoeveelheid (qa,qv)

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

De vraaglijn is door een bepaalde gebeurtenis naar links verschoven. De verschuiving kan veroorzaakt zijn door:
A
een stijging van de prijs van het goed
B
een daling van het inkomen
C
een daling van de grondstofprijzen
D
een verlaging van de inkomensbelasting

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Slide

Wat zijn deze goederen van elkaar?
A
Complementaire goederen
B
Substitutiegoederen

Slide 32 - Quiz

Wat zijn deze goederen van elkaar?
A
Complementaire goederen
B
Substitutiegoederen
C
Geen van beide

Slide 33 - Quiz

Wat kan een reden zijn voor deze verschuiving van de vraaglijn?
A
Afname van het aantal consumenten
B
Verslechtering kwaliteit concurrerende producten
C
Toename besteedbaar inkomen
D
Toename productiviteit

Slide 34 - Quiz

Wanneer is er sprake van een verschuiving LANGS de vraaglijn?
A
Als de behoeften van de consument verandert
B
Als de prijs van het product verandert
C
Als de prijs van andere producten verandert

Slide 35 - Quiz

Opdracht 1.16, 1.17, 1.18
(SAMEN)
15 minuten

Slide 36 - Slide

Verschuiving langs de aanbodlijn



De prijs gaat omhoog = meer aanbod. Verschuiving langs de aanbodlijn

Slide 37 - Slide

Verschuiving langs en van de aanbodlijn, doordat:
langs/op de aanbodlijn
van de aanbodlijn
prijs verandert door een verandering van de vraaglijn
kosten veranderen
aantal aanbieders veranderen
productiviteit verandert

Slide 38 - Slide

Een verschuiving VAN de aanbodlijn komt NIET door:
A
De verandering van prijs
B
hogere arbeidskosten
C
Lager grondstofkosten
D
Verbeterde technologie

Slide 39 - Quiz

Wat kan een reden zijn voor deze verschuiving van de aanbodlijn?
A
Afname aantal aanbieders
B
Stijging van prijs concurrerende producten
C
Daling variabele kosten per product
D
Afname productiviteit

Slide 40 - Quiz

Opdracht 1.19, 1.20 en 1.21
ZELFTEST oefenen voor SE!!

Slide 41 - Slide