This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
WELKOM!
Ga rustig op je plek zitten.
Spullen op tafel. Laptop dicht.
Zet je tas op de grond.
Pak je leesboek en ga even lezen.
timer
10:00
Slide 1 - Slide
Opdracht Leeskring
Planning
Er waren eens... sprookjes
Afsluiten
Zelf werken: voorbereiden nieuwe opdracht + start
Uitleg nieuwe opdracht
Slide 2 - Slide
- groepjes
- boekenkeus > doorgeven
- lijst in Teams
- planning Leeskring per groepje
Opdracht Leeskring
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Slide 5 - Video
> Hoe hebben ze zich ontwikkeld?
> Sprookjes in deze tijd.
Er waren eens... sprookjes
Slide 6 - Slide
Hou/hield jij van sprookjes?
ja
nee
Slide 7 - Poll
Wat is je favoriete sprookje?
Slide 8 - Mind map
Zijn sprookjes nog in?
ja
nee
Slide 9 - Poll
Op welke manier zijn sprookjes nog in?
Slide 10 - Mind map
sprookjes lopen altijd goed af, het goede overwint het van het kwade
sprookjes spelen vaak in een niet-bestaande omgeving
er gebeuren vaak magisch dingen (tovenarij)
veel verschillende emoties: haat, liefde, medelijden, jaloezie, angst, verdriet
er zit vaak een levensles in sprookjes
sprookjes beginnen vaak met “er was eens……”
Er waren eens... sprookjes
Slide 11 - Slide
Er waren eens... sprookjes
Slide 12 - Slide
Red Riding Hood / Roodkapje
> Welke gelijkenissen en verschillen zie je tussen de film en het sprookje zoals jij het kent?
> Wat maakt de trailer duidelijk over de oorsprong van sprookjes?
Er waren eens... sprookjes
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Video
Er waren eens... sprookjes
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
Er waren eens... sprookjes
Slide 17 - Slide
Hoe komt het dat filmmakers, ontwerpers, reclamemakers enz. klassieke sprookjes gebruiken?
Slide 18 - Mind map
Slide 19 - Video
> schrijfopdracht
> een oud sprookje in een modern jasje
> keuze uit 10 sprookjes
> hamvraag - schrijf met een vraag in je hoofd (voorbeelden vind je in de instructie).
Uitleg nieuwe opdracht
- Je herschrijft een sprookje van minstens 600 woorden.
- De hoofdpersoon blijft hetzelfde heten.
- Er mogen andere personen verzonnen worden. Wanneer je deze personen een naam geeft, denk er dan aan dat ze vaak geen echte naam hebben of dat ze juist een heel gewone naam hebben.
- Je let op je taalgebruik --> leestekens, hoofdletters, spelling.