H4 Chapitre 1 - Grammaire C vergelijkingen en trappen
Mardi 3 octobre 2023
Aujourd'hui tu as besoin de :
Startopdracht:
ton cahier
Beschrijf het plaatje in het Nederlands >>>
Vergelijk de personen op het plaatje.
Hoe maak je in het Nederlands een vergelijking?
Laat jouw telefoon in jouw zakje en zorg dat je de juiste spullen voor je hebt. Begin daarna met de startopdracht.
un stylo
ton livre
1 / 22
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
This lesson contains 22 slides, with interactive quiz and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Mardi 3 octobre 2023
Aujourd'hui tu as besoin de :
Startopdracht:
ton cahier
Beschrijf het plaatje in het Nederlands >>>
Vergelijk de personen op het plaatje.
Hoe maak je in het Nederlands een vergelijking?
Laat jouw telefoon in jouw zakje en zorg dat je de juiste spullen voor je hebt. Begin daarna met de startopdracht.
un stylo
ton livre
Slide 1 - Slide
Programme
Grammaire C – de vergrotende trap / de overtreffende trap
Intermezzo: het bijvoeglijk naamwoord (herhaling uit de onderbouw)
Grammaire C – de vergrotende trap / de overtreffende trap
Slide 2 - Slide
Les buts
Ik kan de grammatica (trappen van vergelijking) toepassen in context.
Slide 3 - Slide
Grammaire C
Slide 4 - Slide
Grammaire C
Vidéo sur Grandes Lignes online:
Maak aantekeningen in jouw map
volgens de Cornell methode.
Slide 5 - Slide
Grammaire C
Ex. 37a (p.35)
Complète les phrases avec le bon comparatif.
Choisis entre: plus – aussi – moins
Slide 6 - Slide
Grammaire C
Ex. 37a
1. Manon a 10 ans et Alice 6 ans. Alice est plus jeune que Manon.
2. J’adore mes parents, mais je trouve que ma mère est plus gentille que mon père.
3. Tu as deux frères? Moi, j’en ai cinq. Ta famille est moins grande que la mienne.
4. Mon copain a 15 ans. Moi, j’aurai 17 ans le 19 juin. Je suis donc plus âgée que lui.
5. Mathis et Lucas sont aussi forts en maths l’un que l’autre. Ils ont tous les deux 18 de moyenne.
6. Lilou fait du foot et du tennis. Sa sœur Maélis déteste le sport. Maélis est moins sportive que Lilou.
Slide 7 - Slide
L'adjectif
Het bijvoegelijk naamwoord (l’adjectif) zegt iets over
een zelfstandig naamwoord (le nom).
In het Frans moet je rekening houden met de vorm en de plaats
van het bijvoeglijk naamwoord.
Kijk maar!
Simon est petit.
Célia est petite.
Simon et Paul sont petits.
Célia et Nadia sont petites.
Slide 8 - Slide
L'adjectif - de vorm
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
petit
petite
meervoud
petits
petites
Slide 9 - Slide
L'adjectif - de vorm
Le pantalon est rouge.
La robe est rouge.
Les pantalons sont rouges.
Les robes sont rouges.
Let op!
Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een –e,
dan krijg je geen extra e bij vrouwelijke woorden.
Eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een –s of een –x,
dan krijg je geen extra s in het meervoud.
Le tee-shirt est gris. Les tee-shirts sont gris.
Slide 10 - Slide
L'adjectif - de vorm
Uitzonderingen
Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op de volgende letters hebben een onregelmatige vrouwelijke vorm.
on > onne
ong > ongue
en > enne
eux > euse
f > ve
er > ère
anc > anche
el > elle
bon > bonne
long > longue
italien > italienne
amoureux > amoureuse
sportif > sportive
premier > première
blanc > blanche
cruel > cruelle
Slide 11 - Slide
L'adjectif - de vorm
Uitzonderingen
Deze bijvoeglijke naamwoorden hebben een onregelmatige vorm.
mannelijk
doux
bas
favori
fou
frais
gentil
gros
pareil
sec
vrouwelijk
douce
basse
favorite
folle
fraîche
gentille
grosse
pareille
sèche
vertaling
zacht
laag
favoriet
gek
koel
aardig
dik
gelijk
droog
Slide 12 - Slide
L'adjectif - de vorm
Beau, nouveau, vieux
Le nouvel élève.
La nouvelle élève.
De nouveaux élèves.
m ev
m ev
aeiouh
v ev
m mv
v mv
vertaling
beau
bel
belle
beaux
belles
mooi
nouveau
nouvel
nouvelle
nouveaux
nouvelles
nieuw
vieux
vieil
vieille
vieux
vieilles
oud
De nieuwe leerling.
De nieuwe leerlinge.
Nieuwe leerlingen.
Slide 13 - Slide
L'adjectif - de plaats
In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord meestal
achter het zelfstandig naamwoord.
Kijk maar!
L'acteur connu
Le film américain
Uitzonderingen hierop zijn:
rangtelwoorden
beau, bon, joli, haut, long, petit vieux, mauvais, méchant, jeune, vaste, grand meilleur, autre, nouveau, gentil, vilain, gros
le premier film
le nouvel élève
Slide 14 - Slide
Grammaire C
Ex. 37b (p.36)Mets les phrases au comparatif en utilisant les mots entre paranthèses: plus … que (+), aussi … que (=) ou moins que (-). Fais attention à la forme de l’adjectif.
Slide 15 - Slide
Grammaire C
Ex. 37b
1 plus gentille
2 moins bavards
3 aussi calmes
4 moins bon
5 plus sportifs
6 moins grande
Slide 16 - Slide
Grammaire C
Ex. 37c (p.36)
Traduis le comparatif entre parenthèses (tussen haakjes)
en français.
Slide 17 - Slide
Grammaire C
Ex. 37c
1 moins vert que
2 plus petite que
3 plus belle que
4 plus jeunes que
5 moins ouverte que
6 aussi bavard que
Slide 18 - Slide
Grammaire C
Ex. 37d (p.36)
Traduis les mots entre parenthèses en français et mets-les à la bonne place dans la phrase.
Slide 19 - Slide
Grammaire C
Ex. 37d
1. Théo, le garçon le plus drôle
2. Lisa et Anne sont les plus belles filles
3. Elles habitent dans le plus vieux quartier
4. Lisa est la plus jeune élève
5. Mais c’est aussi la fille la plus sympathique
6. C’est ma meilleure amie
Slide 20 - Slide
Zo denk ik nu over vergelijkingen in het Frans...
Ik vind het nog moeilijk en wil meer oefenen.
Ik vind het nog moeilijk en wil nog een keer uitleg.
Het gaat redelijk, maar ik wil meer oefenen.
Het gaat redelijk, maar ik wil nog een keer uitleg.
Het gaat goed, maar ik wil meer oefenen.
Prima! Niets meer aan doen.
Slide 21 - Poll
Devoirs
Jeudi
Faire: ex.37 & maak een samenvatting onderaan de aantekening van vandaag. Schrijf hierin wat je nog moet leren/oefenen om grammaire C onder de knie te krijgen.
Apprendre: vocabulaire C F-N / N-F + examenidioom 2 F-N
Mardi
SO vocabulaire C F-N / N-F + examenidioom 1 & 2 F-N