Presente: tegenwoordige tijd -AR -ER -IR, (TB blz. 99)
bv. yo bailo, nosotros bailamos, ellos bailan
yo como, nosotros comemos, ellos comen
yo vivo, nosotros vivimos, ellos viven
Presente perfecto: verleden tijd die verbinding heeft met nu (TB blz. 100) ,ll,
*signaalwoorden: esta mañana, hoy, alguna vez en nunca, ya
bv. yo he comido (haber + -ado, -ido)
Pretérito indefinido: Verleden tijd, geen verbinding met nu (TB. blz. 101)
*signaalwoorden: ayer, en el 1957, la semana pasada, hace .... meses/ días/semanas
Pretérito imperfecto: Verleden tijd: (TB. blz. 101)
-Als het gaat over een gewoonte in het verleden (* cuando, antes, todos)
-Als je iets of iemand beschrijft van het verleden