Perfekt 3G1/3A3

1 / 18
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

In het Duits heb je, net als in het Nederlands, sterke en zwakke werkwoorden.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Voltooid deelwoord eindigt bij zwakke werkwoorden op
A
-t , - et, -en
B
-t, -en,
C
-en
D
-t, -et

Slide 7 - Quiz

Voltooid deelwoord bij sterke werkwoorden eindigt op:
A
-t
B
-et
C
-en

Slide 8 - Quiz

De meeste werkwoorden, die in NL sterk zijn, zijn dat ook in het Duits.
A
niet waar
B
waar

Slide 9 - Quiz

Ich habe in Hengelo (wohnen)..
A
gewohnd
B
gewohnet
C
gewoont
D
gewohnt

Slide 10 - Quiz

Herr Geuke hat mit uns (reden)
A
geredt
B
geredet
C
gereden
D
geredetetet

Slide 11 - Quiz

Wir haben lange auf den Bus (warten)
A
gewarten
B
gewartt
C
gewartet
D
gewartetet

Slide 12 - Quiz

Wie lange hast du (trainieren)... ?
A
getrainiert
B
getrainierd
C
trainierd
D
trainiert

Slide 13 - Quiz

Ich bin nach Frankreich (fahren)
A
gefahrt
B
gefahren
C
gefuhren
D
gefahret

Slide 14 - Quiz

Wir haben einen Text (lesen)
A
gelezen
B
geleest
C
gelesen
D
gelesun

Slide 15 - Quiz

Frank ...... lange geschwommen.
A
hat
B
ist
C
hast
D
bist

Slide 16 - Quiz

Der Zug ist (ankommen) ...... .
A
geankommen
B
angekommen
C
angekommt
D
geankommt

Slide 17 - Quiz

Ich habe das Geschenk (abholen)
A
abgeholt
B
geabholt
C
geabgeholen
D
abholt.

Slide 18 - Quiz