Gezondheid

Je hart, de rode motor
1 / 38
next
Slide 1: Slide
BiologieBasisschoolGroep 8

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Je hart, de rode motor

Slide 1 - Slide

Welke twee stoffen heeft jouw lichaam nodig om energie te maken?

Slide 2 - Open question

Welke uitspraak over je hart klopt niet?
A
Je hart is een spier.
B
Je hart is een groot bloedvat.
C
Je hart pompt het bloed door de bloedsomloop.
D
Je hart is een deel van je lichaam links achter je borst.

Slide 3 - Quiz

Het hart bestaat uit twee kamers en twee boezems gescheiden door hartkleppen.
A
Goed
B
Fout

Slide 4 - Quiz

Het bloed wordt van het hart af gepompt door aders.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Video

Wat is waar over het bloed?
A
Het bloed vervoert voedingsstoffen.
B
Het bloed vervoert afvalstoffen.
C
Het bloed vervoert zuurstof.
D
A, B en C zijn waar.

Slide 7 - Quiz

Wat zijn haarvaten?

Slide 8 - Open question

Transport door de bloedbaan

Slide 9 - Slide

De bloedbaan bestaat uit de grote en de kleine bloedsomloop.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Wat weet jij van de nieren?

Slide 11 - Open question

Antwoord:

Je nieren halen 
afvalstoffen uit je bloed 
en maken er urine van.

Als je nieren niet werken, 
raakt je bloed vergiftigd.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Bloedvaten kunnen...
A
...stoffen opnemen
B
... stoffen afgeven
C
... stoffen opnemen en afgeven

Slide 14 - Quiz

Wat gebeurt er bij de darmen?
A
Geeft het bloed voedingsstoffen af.
B
Neemt het bloed voedingsstoffen op.
C
Geeft het lichaam afvalstoffen af.
D
Daar wordt urine gemaakt.

Slide 15 - Quiz

Leven van de lucht

Slide 16 - Slide

In je longen neemt het bloed zuurstof op uit je ademhaling.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Wat geeft je bloed af?

Slide 18 - Open question

Antwoord:

In de longen wordt zuurstof door het bloed opgenomen en wordt koolzuurgas door het bloed wordt afgegeven.


Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

Noem twee dingen die een
negatief effect op de werking van je longen hebben.

Slide 22 - Open question

Antwoord:

Roken, luchtvervuiling, astma en allergieën.

Slide 23 - Slide

Bloed op de stoep
Wat weet je al over bloed?

Ben je bang voor bloedprikken?

Slide 24 - Slide

bloed

Slide 25 - Mind map

Wij lezen nu les 4

Slide 26 - Slide

Welke bloedgroep bestaat niet?
A
A
B
B
C
C
D
O

Slide 27 - Quiz

Een bloedtransfusie heb je nodig als...
A
... je verkouden bent
B
... je veel bloed verloren hebt
C
... je bloeddonor bent
D
... je een schaafwond hebt

Slide 28 - Quiz

Een bloeddonor is iemand die...
A
bloed geeft
B
bloed ontvangt

Slide 29 - Quiz

Waarom is het belangrijk dat je bloed van de juiste bloedgroep krijgt?

Slide 30 - Open question

Wat betekent de afkorting E.H.B.O?

Slide 31 - Open question

Wie is er geschikt om EHBO-er
te worden?
A
een kleuter die doktertje speelt met haar poppen
B
een jongen uit groep 8 die niet bang is voor bloed
C
een meisje van vijftien die geen zin heeft om te leren
D
een meisje uit groep 8 die graag anderen helpt

Slide 32 - Quiz

Hoe moet je een schaafwond verzorgen? Waar staan de zinnen in de juiste volgorde?
A
je plakt een pleister op de wond - je maakt de wond schoon met water - je ontsmet de wond met jodium
B
je maakt de wond schoon met water - je ontsmet de wond met jodium - je plakt een pleister op de wond
C
je ontsmet de wond met jodium - je plakt een pleister op de wond - je maakt de wond schoon met water
D
je maakt de wond schoon met water - je plakt een pleister op de wond - je ontsmet de wond met jodium

Slide 33 - Quiz

Noem drie dingen die in ieder geval in een EHBO-doos moeten zitten.

Slide 34 - Open question

Slide 35 - Video

Slide 36 - Video

Wat heb jij deze les geleerd?
Wat vond je van deze les?
Vertel in minimaal 5 zinnen wat jij belangrijk vindt om te onthouden van deze les!

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Video