Herhaling 1.7 en 1.8

Welke TIJGERS horen BIJ 
ELKAAR?
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welke TIJGERS horen BIJ 
ELKAAR?

Slide 1 - Slide

Programma
  • Oefenen en herhalen voor de SO
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

Maak een zin met een lidwoord, zelfstandig naamwoord en
een werkwoord

Slide 3 - Mind map

Zelfstandig naamwoord ZN
  • Dit is een woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
  • kat, huis, hond, liefde, verdriet, cactus
  • Heeft meestal een enkelvoud en meervoud: kat/katten.
  • Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken: koekje, bakje, boekje.  
  • Je kunt er de, het of een voorzetten. 

Slide 4 - Slide

Lidwoord LW
  • De, het of een

  • Een lidwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord:
    de fiets, het huis, de hond, een dier

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Werkwoorden WW
  • Het hele werkwoord noemen we het infinitief
  • Drukt een handeling, situatie of gebeurtenis uit
  • In een zin staat altijd in ieder geval één werkwoord.
  • Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet:
     kijken, lachen, fietsen, bakken

Slide 7 - Slide

Welke woordsoorten herken je in de volgende zin?
'Het kind kwam op de fiets.'

Slide 8 - Mind map

Welke woordsoorten herken je in de volgende zin?
'De hond ging naar de dierenarts.'

Slide 9 - Mind map

Welke woordsoorten herken je in de volgende zin?
'Op het dak zit een vogel.'

Slide 10 - Mind map

Herhaling en oefenen
Zelfstandig in Talent Online:
  • Maken Test Jezelf 1.7 
  • Maken Test Jezelf 1.8 
  • Versterk Jezelf van onderwerp naar keuze

Eventueel nog maken: Oefentoets H1.7 en 1.8 

Slide 11 - Slide

Afsluiting
Controle lesdoelen
Zelfstandig naamwoord?
Lidwoorden?
Werkwoord?

Volgende week:
Eén les herhaling 1.7 en 1.8, daarna SO



Slide 12 - Slide