periode 3 les 4 reservar una mesa / la hora 2425

• Spaans
• MBO
• Studiejaar 1

Les 4

- Je kan een tafel reserveren

- Je kent de dagen van de week in het Spaans

- Je kan over gerechten spreken

¿Qué hora es?

MP TB p. 44 Una mesa libre

6. Un restaurante para una comida de trabajo.  Een restaurant voor een zakelijk etentje/bedrijfsetentje.

6.a Welk type restaurant lijkt jou het meest geschikt voor een bedrijfsetentje?

• restaurante de comida rápida
• comedor universitario/ comedor escolar 
• restaurante de cocina creativa 
• restaurante tradicional 
• restaurante internacional 
• bar de tapas
• restaurante vegetariano

 

La semana

Los días de la semana.

¿Qué día es hoy?

Hoy es martes.

Una mesa libre. 

6. Un restaurante para una comida de trabajo.  

6b Lees de teksten. 

Geef bij elke omschrijving aan om welk soort restaurant het gaat.

 

6. Un restaurante para una comida de trabajo.  

blz. 44 en 137

6.c Lees de teksten nog eens. Onderstreep de zinnen waarin het voornaamwoord SE in voorkomt.

SE + werkwoord in de 3e persoon enkelvoud of meervoud

= men, het betreft geen concreet persoon

se paga con tarjeta (+zelfstandig naamwoord enkelvoud)

se puede pagar con tarjeta (+infinitief)

se usan productos naturales (+zelfstandig naamwoord meervoud)

MP WB p. 42

Opdracht 7, 8, 9

MP TB p. 44

6d In groepen. Jullie stellen ieder je favoriete restaurant voor aan de groep. 

MP TB p. 45

7.  Reservar mesa en un restaurante

a. Een secretaresse wil een tafeltje reserveren. Zet de zinnen in de juiste  volgorde.

b. Luister naar het telefoongesprek en controleer of je de volgorde goed had.

8. Mi reserva. In tweetallen. Pas het gesprek van oef. 7a aan, door de volgende gegevens te vervangen.

Número de personas - día - hora - nombres - precio

MP TB p. 45

8. Mi reserva. In tweetallen. Pas het gesprek van oef. 7a aan, door de volgende gegevens te vervangen.

Número de personas - día - hora - nombres - precio

MP TB p. 46

9 ¿Qué tomamos?

a Platos típicos: Koppel de gerechten aan de juiste foto.

b Zijn de gerechten voor-, hoofd-, of nagerechten?

c. In tweetallen. Op welke gerechten hebben de volgende zinnen betrekking?

Leren Les 4

Leren:

woordenlijst H4 p. 169, 170