This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Iemand doet twee uitspraken: I In veel dichtbevolkte gebieden van Nederland bestaat gevaar voor overstromingen. II Zonder dijken en duinen zou alleen Zuid-Limburg niet overstromen. De rest van Nederland wel.
A
Uitspraak I is juist, uitspraak II is onjuist.
B
Beide uitspraken zijn juist.
C
Beide uitspraken zijn onjuist.
D
Uitspraak I is onjuist, uitspraak II is juist.
Slide 2 - Quiz
Slide 3 - Slide
Een dijkring is
A
een aantal dijken die samen een cirkel vormen
B
een beheerder van dijken in dienst van het waterschap
C
een gebied dat beschermd wordt door primaire waterkeringen of door hoge gronden
Slide 4 - Quiz
Slide 5 - Slide
Wat is een polder?
A
Een stuk land omringd door dijken waarbinnen de waterstand geregeld wordt
B
Een polder is een lager gelegen gebied in hoog Nederland
C
Een polder is een stuk 'wad' in zee die soms droog komt te liggen bij eb
D
Een polder is een hoger gelegen land dan de omgeving
Slide 6 - Quiz
Wat zijn de vier soorten polders?
Slide 7 - Open question
Slide 8 - Slide
Bekijk het kaartje.
Welke soort polder zie je bij de letter C?
A
Zeepolder
B
Veenpolder
C
Droogmakerij
D
IJsselmeerpolder
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Slide
dit is een goed voorbeeld van een veenpolder
A
B
C
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Slide
Bekijk de foto van de Beemster.
Hoe kun je zien dat dit een droogmakerij is?
Slide 13 - Open question
Slide 14 - Slide
Hoe heet dit en wat kan je vertellen over deze foto's? Gebruik de term zandsuppletie en leg het uit.
Slide 15 - Open question
Slide 16 - Slide
Wat is de betekenis van kustafslag ?
A
Daling van de grond als de slappe ondergrond (veen en klei) inzakt door het
wegpompen van water.
B
Wegslaan van stukken strand en duin tijdens een storm.
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Slide
De Afsluitdijk is een voorbeeld van dynamisch kustbeheer.
Dynamisch kustbeheer = Maatregelen waarbij de natuur op het strand en in de duinen zelf bepaalt hoe de kust eruitziet.