functie nom +acc

• Grieks
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Ὁ Εὐρυσθεὺς δεσπότης ἐστὶ καὶ δούλους ἔχει.
Welke functie heeft: δεσπότης

1. Onderwerp
2. Naamwoordelijk deel
3. Lijdend Voorwerp
4. Bijwoordelijk bepaling

Ὁ Εὐρυσθεὺς δεσπότης ἐστὶ καὶ δούλους ἔχει.
Welke functie heeft: δούλους

1. Onderwerp
2. Naamwoordelijk deel
3. Lijdend Voorwerp
4. Bijwoordelijk bepaling

Ὁ δ' Ἡρακλῆς οἰστοὺς τοξεύει πρὸς τὸ θηρίον.
Welke functie heeft: Ὁ Ἡρακλῆς

1. Onderwerp
2. Naamwoordelijk deel
3. Lijdend Voorwerp
4. Bijwoordelijk bepaling

Ὁ δ' Ἡρακλῆς οἰστοὺς τοξεύει πρὸς τὸ θηρίον.
Welke functie heeft: οἰστοὺς

1. Onderwerp
2. Naamwoordelijk deel
3. Lijdend Voorwerp
4. Bijwoordelijk bepaling

Ὁ δ' Ἡρακλῆς οἰστοὺς τοξεύει πρὸς τὸ θηρίον.
Welke functie heeft: τὸ θηρίον

1. Onderwerp
2. Naamwoordelijk deel
3. Lijdend Voorwerp
4. Bijwoordelijk bepaling

ἡ χώρα θηρία ἔχει.
Welke functie heeft: ἡ χώρα

1. Onderwerp
2. Naamwoordelijk deel
3. Lijdend Voorwerp
4. Bijwoordelijk bepaling

ἡ χώρα θηρία ἔχει.
Welke functie heeft: θηρία

1. Onderwerp
2. Naamwoordelijk deel
3. Lijdend Voorwerp
4. Bijwoordelijk bepaling

Βαίνει πρὸς τὸ σπήλαιον ὁ ἥρως.
Welke functie heeft: ὁ ἥρως

1. Onderwerp
2. Naamwoordelijk deel
3. Lijdend Voorwerp
4. Bijwoordelijk bepaling

Βαίνει πρὸς τὸ σπήλαιον ὁ ἥρως.
Welke functie heeft: τὸ σπήλαιον

1. Onderwerp
2. Naamwoordelijk deel
3. Lijdend Voorwerp
4. Bijwoordelijk bepaling

Τὸν Ἡρακλέα τὸ θηρίον λαμβάνει.
Welke functie heeft: Τὸν Ἡρακλέα

1. Onderwerp
2. Naamwoordelijk deel
3. Lijdend Voorwerp
4. Bijwoordelijk bepaling

Τὸν Ἡρακλέα τὸ θηρίον λαμβάνει.
Welke functie heeft: τὸ θηρίον

1. Onderwerp
2. Naamwoordelijk deel
3. Lijdend Voorwerp
4. Bijwoordelijk bepaling

Vul de juiste vorm in:
Ο λέων ........... οὐκ ἔχει

1. ὁ φοβος
2. φοβον
3. φοβος

Vul de juiste vorm in:
῾Ο ῾Ηρακλῆς ...... οὐκ ἔστιν

1. ό δοῦλος
2. τὸν δοῦλον
3. δοῦλος

Vul de juiste vorm in:
Ὁ θεὸς εἰς ........ βαίνει

1. Μυκήνη
2. ἡ Μυκήνη
3. τὴν Μυκήνην