- Am Ende der Stunde kennst du verschiedene Signalwörter.
- Weißt du warum Signalwörter so wichtig sind?
- Weten dat signaalwoorden verbanden aangeven tussen alinea`s en tussen zinnen.
1 / 35
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Items in this lesson
Lernziel/ Leerdoel
- Am Ende der Stunde kennst du verschiedene Signalwörter.
- Weißt du warum Signalwörter so wichtig sind?
- Weten dat signaalwoorden verbanden aangeven tussen alinea`s en tussen zinnen.
Slide 1 - Slide
Signaalwoorden Nederlands
Slide 2 - Mind map
Slide 3 - Video
NU Signaalwoorden Duits
Slide 4 - Mind map
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Voorbeeld in het Nederlands: "Ik ga vandaag met de bus naar school, omdat mijn fiets kapot is." Wat is het signaal woord? wat geeft het aan?
Slide 8 - Open question
Er geht nicht mit, weil es regnet.
weil= ....
A
gevolg/ conclusie
B
uitbreiding/ opsomming
C
tegenstelling
D
reden/ verklaring
Slide 9 - Quiz
Ich habe statt das Auto, doch ein Fahrrad gekauft. doch = ...
A
gevolg/conclusie
B
reden/verklaring
C
tegenstelling
D
uitbreiding/opsomming
Slide 10 - Quiz
1.Er ist ein guter Fussballspieler, aber er spielt auch gut Tennis. aber= ...
A
tegenstelling
B
gevolg/ conclusie
C
voorbeeld geven
D
uitbreiding/ opsomming
Slide 11 - Quiz
Ich gehe ins Kino, denn ich finde das toll! denn = .......
A
reden/verklaring
B
tegenstelling
C
vergelijking
D
voorbeeld geven
Slide 12 - Quiz
Ich habe Englisch, und sogar Deutsch!!! sogar = .........
A
gevolg/conclusie
B
vergelijking
C
versterking
D
tegenstelling
Slide 13 - Quiz
In Utrecht ist viel zu tun, es gibt zum Beispiel viele verschiedene Museen. zum Beispiel = ....
A
voorbeeld geven
B
vergelijking
C
reden/verklaring
D
uitbreiding/opsomming
Slide 14 - Quiz
Nu gaan we: Signaalwoorden herkennen en toepassen in een tekst
- Teksten heb je op papier van mij gekregen
- antwoorden geef je hier
- Let op open vragen worden altijd in het Nederlands beantwoord, tenzij anders vermeld.
Slide 15 - Slide
Vraag 1: bij Tekst 1 gaat over opsomming (lees eerst de signaalwoorden voor opsomming, daarna de vraag en de bijbehorende alinea)
Slide 16 - Open question
Vraag 2: bij Tekst 2 gaat over tegenstelling (lees eerst de signaalwoorden voor tegenstelling, daarna de vraag en de bijbehorende alinea)
Slide 17 - Open question
Vraag 3: bij Tekst 3 gaat over Reden /oorzaak / gevolg / (lees eerst de signaalwoorden, daarna de vraag en de bijbehorende alinea)
Slide 18 - Open question
Vraag 4: bij Tekst 4 gaat over benadrukking (lees eerst de signaalwoorden, daarna de vraag en de bijbehorende alinea)
Slide 19 - Open question
Vraag 5 : bij Tekst 5 gaat over bevestiging (lees eerst de signaalwoorden, daarna de vraag en de bijbehorende alinea)
Slide 20 - Open question
Vraag 6 : bij Tekst 6 gaat over conclusie (lees eerst de signaalwoorden, daarna de vraag en de bijbehorende alinea)
Slide 21 - Open question
Signaalwoorden
tot nu hebben we signaalwoorden gebruikt om verbanden te vinden tussen zinnen of alinea's maar er kunnen ook vragen gesteld worden over signaalwoorden.
bv welk signaalwoord past bij een bepaalde vraag enz
Slide 22 - Slide
Vraag 7 : bij Tekst 7 gaat overvragen over signaalwoorden Welches Wort passt im Sinne des Textes in die Lücke im Absatz 3?
A
aber
B
oder
C
denn
D
und
Slide 23 - Quiz
Nu de signaalwoorden leren/oefenen
hierna volgen er 3 linkjes:
1e link: nogmaals de signaalwoorden en bijbehorende verbanden
2e en 3e link: leren en oefenen van signaalwoorden