This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
PO.2SD
Periode 2
Slide 1 - Slide
Doelen
* Je kent de opbouw van een betoog.
* Je kunt een standpunt beschrijven.
* Je kunt je standpunt beargumenteren.
* Je kunt een tegenargument innemen en deze weerleggen (ontkrachten)
Slide 2 - Slide
Betoog
Structuur: Standpunt-argument. Doel: Overtuigen (eigen mening Schrijver, mening is onderbouwd met argumenten en feiten).
Structuur = regels/afspraken, deze verwerk je in de tekst die je schrijft.
Alinea's hebben een duidelijke opbouw.
Slide 3 - Slide
Betoog
We lezen een betoog! Deze wordt in delen besproken.
De basis van een betoog ligt in de informatie die jij als schrijver hebt gevonden over het onderwerp.
Slide 4 - Slide
timer
5:00
Slide 5 - Slide
Inleiding (standpunt)
Standpunt wordt duidelijk gemaakt (roze aantekening). Aantrekkelijk, duidelijk en lezer wordt betrokken bij het onderwerp van de tekst.
Slide 6 - Slide
Wat is het standpunt? Wat is er nog meer opgenomen in de inleiding?
Slide 7 - Open question
Ten eerste (signaalwoord voor opsomming). Argument ondersteunt standpunt: er wordt gebruik gemaakt van een feit. Daarbij een duidelijke onderbouwing, goede uitleg (volksgezondheid).
Daarbij (volgende in de reeks opsomming), tevens feiten (Zweeds onderzoek).
Bovendien (volgende in de reeks opsomming), zeer duidelijke uitleg over de situatie (oneerlijkheid).
Slide 8 - Slide
Wat valt je op als je kijkt naar de verschillende alinea's en de argumenten die zij gebruikt.
Slide 9 - Open question
Tegenargument (betrekking op het standpunt). Je kunt ook een tegenargument bedenken op een eerder genoemd argument. Dan plaats je het tegenargument na jouw gekozen argument. Nu wordt deze gemaakt t.a.v. het standpunt dus onderaan geplaatst.
Kijk goed naar de opbouw... Vanaf het woord MAAR wordt het tegenargument ontkracht (de weerlegging).
Slide 10 - Slide
Aan de slag
Opdracht in Teams - schrijf een betoog aan de hand van een gekozen stelling. Gebruik het schrijfschema.