hin Les 4k, Taalverzorging verwijswoorden en dictee

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3,4

This lesson contains 24 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Slide

Even checken: 
Wat moet je verplicht meenemen voor iedere les:

  • Lesboek 
  • iPad 
  • Schrift
  • Pen

Slide 2 - Slide

Vandaag
  • Herhaling verwijswoorden 
  • Foutloos leren spellen 
  • Maken opdrachten H4, blz 112. 
  • Zelf nakijken van het huiswerk over verwijswoorden  
  • Evaluatie en vragen stellen 

Slide 3 - Slide

H3 NN - Taalverzorging
Formuleren: verwijswoorden 

Slide 4 - Slide

Verwijswoorden

Slide 5 - Slide

Leerdoel
Je leert over verwijswoorden.

Slide 6 - Slide

Leerdoelen

Aan het eind van deze les...

  • weet je wat verwijswoorden zijn.

  • kun je uitleggen en herkennen met welke verwijswoorden je naar de-woorden en het-woorden verwijst.

  • kun je in een tekst/zin aangeven of een verwijswoord goed of niet goed gebruikt wordt. 

  • kun je bij het schrijven van een tekst verwijswoorden op een goede manier gebruiken. 

Slide 7 - Slide

Kies het juiste verwijswoord:
1. Eén huiswerkopdracht was zo moeilijk dat de helft die/dat 
 niet heeft gemaakt.
2. Ons vakantieadres heb ik hier, maar die/dat blijkt niet te kloppen.
3. Mijn zomerjas is kapot en daarom breng ik dit/deze terug naar de winkel.

Slide 8 - Slide

Kies het juiste verwijswoord.
1. Eén huiswerkopdracht was zo moeilijk dat de helft die 
 niet heeft gemaakt.
2. Ons vakantieadres heb ik hier, maar dat blijkt niet te kloppen.
3. Mijn zomerjas is kapot en daarom breng ik deze terug naar de winkel.

Slide 9 - Slide

Kies het juiste verwijswoord.
1. Eén huiswerkopdracht was zo moeilijk dat de helft die 
 niet heeft gemaakt.
2. Ons vakantieadres heb ik hier, maar dat blijkt niet te kloppen.
3. Mijn zomerjas is kapot en daarom breng ik deze terug naar de winkel.

Slide 10 - Slide

DEZE, DIE, DIT, DAT
Dit zijn verwijswoorden.
Ezelsbruggetje:
  • dezE en diE gebruik je bij dE-woorden.

  • diT en daT gebruik je bij heT-woorden.



Slide 11 - Slide

de-woorden
Een zelfstandig naamwoord waar het lidwoord de bij staat, 
is een mannelijk of vrouwelijk woord 
of een woord in het meervoud. 

Daar kun je naar verwijzen met de 
aanwijzende voornaamwoorden deze en die.

dE eindigt op een E - dezE en diE eindigen ook op een E

Slide 12 - Slide

het-woorden
Een zelfstandig naamwoord waar het lidwoord het bij staat, 
is een onzijdig woord. 

Daar kun je naar verwijzen met de 
aanwijzende voornaamwoorden dit en dat.

heT eindigt op een T - dien daT eindigen ook op een T

Slide 13 - Slide

Dictee
Foutloos spellen kun je het beste testen + leren door een dictee.

Bij een dictee moet je namelijk goed letten op de spelling van de zinnen.
  1. Hoofdletters en leestekens
  2. Werkwoordspelling
  3. Juiste spelling van de woorden

Slide 14 - Slide

DICTEE
Pak je pen en je schrift 
of een blaadje. 

We maken een dictee.

Slide 15 - Slide

Dictee
Ik lees een zin. Schrijf die op en noteer hoofdletters en leestekens waar dat moet. 

Slide 16 - Slide

Zelfstandig werken
Ga naar blz 112:  H4/ taalverzorging/ spelling. 

Je maakt opdracht 2, 3 en 4.   

Vind je het lastig? Steek je vinger op,
dan doen we het samen!
timer
10:00

Slide 17 - Slide

Heb je nog                      vragen?

Slide 18 - Slide

Evaluatie 
  1. wat ging er goed en wat minder?
  2. is het leerdoel helder?
  3.  weet je wat je moet doen?
  4. heb je vragen en of opmerkingen?




Slide 19 - Slide

Huiswerk
H4 - Taalverzorging blz 112 en 113
Maken: opdracht 2, 3 en 4. 
Zelf nakijken: huiswerk verwijswoorden
van hoofdstuk 3 op Magister 

Tot morgen!

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Maak een foto van je huiswerk!
(of van jezelf als je geen huiswerk hebt gemaakt...)

Slide 23 - Open question

Slide 24 - Video