Lijdend voorwerp afsluiten + start verwijswoorden dond 18 maart

1C Nederlands - donderdag 
WELKOM!
NODIG: leesboek + H4 taalverzorging formuleren 
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

1C Nederlands - donderdag 
WELKOM!
NODIG: leesboek + H4 taalverzorging formuleren 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Planning
10 minuten lezen
Uitleg H4 taalverzorging formuleren: verwijswoorden
Zelfstandig werken
Afsluiting

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lesdoel
Je kunt opzoeken of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. 

Je kunt uitleggen wanneer je die/deze en dit/dat gebruikt. 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Lezen
timer
10:00

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

de beurtbalkje // het beurtbalkje? Wat is goed? de/het

Slide 5 - Open question

balkje voor het scheiden van koopartikelen op een kassaband in bijvoorbeeld een supermarkt.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

de nestel / het nestel
A
de nestel
B
het nestel

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

de kwik lok / het kwik lok
A
de kwik lok
B
het kwik lok

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

Hoe kom je erachter?
De-woorden --> mannelijk of vrouwelijk.
Het-woorden --> onzijdig.

Twijfel je tussen de en het? Zoek dit op! 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Verwijswoorden
Saai als je steeds hetzelfde woord gebruikt. 

Daarom variatie aanbrengen.
Hoe? ---> door verwijswoorden 

deze - die - dit - dat 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions




het-woorden 

dat, dit 

het --> dat + dit







De-woorden 
 
die, deze

de --> die + deze
Onzijdig
Mannelijk/vrouwelijk

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'het boek'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Welke woorden zijn verwijswoorden?
A
Die en deze
B
in en uit
C
Welke en wanneer

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Bij vrouwelijke woorden gebruik je de verwijswoorden 'deze' en 'die'.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Bij onzijdige woorden gebruik je de verwijswoorden 'dit' en 'dat'.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'het kind'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Dat/deze? .... nieuwe laptop is veel beter dan onze oude.
A
Dat nieuwe laptop is veel beter ...
B
Deze nieuwe laptop is veel beter ...

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Waarom deze laptop en niet dat?

Je zegt de laptop in plaats van het laptop. 
Dus dan krijg je die of deze! 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag!
WAT: H4 taalverzorging formuleren: over verwijswoorden. Opdracht 1 t/m 3
HOE: Studiewijzerplus 
HULP: Bekijk het uitlegfilmpje, pak de theorie erbij, vraag een klasgenoot, steek dan je hand op. 
EERDER KLAAR: Trainen via Studiewijzerplus of lezen. 
--> geen spelletjes! 

timer
15:00

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Deze of dit? Tom heeft alle Harry Potter-films gezien,behalve deze/dit ene

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Die of dat? De rugzak die/dat Tom gekocht heeft, is nu al kapot!
A
De rugzak die Tom gekocht heeft ...
B
De rugzak dat Tom gekocht heeft ...

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Ik begrijp wanneer ik die/deze gebruik en wanneer dat/dit
A
Ja
B
Nee
C
Beetje, ik heb hulp nodig

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Afsluiting
Vandaag gemaakt: opdracht 1 t/m 3 
Heb je een leesboek? Morgen controleer ik of iedereen een leesboek heeft. 

Fijne middag!

Slide 26 - Slide

This item has no instructions