Les 9. 6.Formuleren p.2 Verwijzen naar personen en dingen

O2B4 Welkom!
Ga direct op je plaats zitten in stilte
Op je eigen plek!
Laptops DICHT op je tafel leggen

1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

O2B4 Welkom!
Ga direct op je plaats zitten in stilte
Op je eigen plek!
Laptops DICHT op je tafel leggen

Slide 1 - Slide

Huiswerk check
- 3x is uur nakomen

Slide 2 - Slide

Planning
Formuleren - Verwijzen naar personen en dingen

Slide 3 - Slide

Verwijswoorden (herhaling)
Wie weet wat dat zijn?
                                            dichtbij    |     ver weg
de-woorden           deze   |  die
het-woorden                 dit |  dat

Slide 4 - Slide

Verwijswoorden
Ik kocht een fiets. ______ van mij was te klein.
Kun je ______ verhaal omhoog doen? 
Mijn nieuwe jas is besteld, ik ben benieuwd wanneer _____ komt.
Wil je _______ jongen even aantikken?

Slide 5 - Slide

Verwijswoorden
Je kent de verwijswoorden deze, die, dit en dat al.
Andere verwijswoorden zijn bijvoorbeeld: het, hij, hem, zij, ze en haar.

Sterre verft het huis. Sterre verft het huis wit. Ik zie Sterre op de ladder staan.
Hoe kan dit beter?

Slide 6 - Slide

Verwijswoorden
Je kent de verwijswoorden deze, die, dit en dat al.
Andere verwijswoorden zijn bijvoorbeeld: het, hij, hem, zij, ze en haar.

Sterre verft het huis. Sterre verft het huis wit. Ik zie Sterre op de ladder staan.
Beter: Sterre verft het huis. Zij verft het wit. Ik zie haar op de ladder staan.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Aan het werk!
Cursus 6 - Formuleren
Paragraaf 2 - Verwijzen naar personen en dingen
Opdracht 1 2   4 5 6

timer
1:00

Slide 9 - Slide

Tot morgen!

Slide 10 - Slide