6.2 Verwijzen naar personen en dingen vmbo kgt

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

voegwoorden
verwijswoorden
omdat
terwijl
ze
hij
die
hierdoor
hoewel
wat

Slide 9 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes,

 ________  vind    ________ erg leuk.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 10 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.

_________ denkt dat  ________ spam is.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 11 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Rachida doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 12 - Drag question

Welk verwijswoord past in de zin?

Er komen veel films op tv, maar ik heb ... allemaal al gezien.
A
het
B
die
C
dat

Slide 13 - Quiz

Vul het juiste voornaamwoord in: persoonlijk (hij, zij, ze, het, hem, haar, hen, hun) of bezittelijk (zijn, haar, hun).

Dit land zal ... inwoners altijd beschermen.

Slide 14 - Open question

Welk verwijswoord past in de zin?

Er komen veel films op tv, maar ik heb ... allemaal al gezien.
A
het
B
die
C
dat

Slide 15 - Quiz

Het gordijn is dicht en .... zorgt ervoor dat we niet naar buiten kunnen kijken.
A
dat
B
die
C
deze
D
de

Slide 16 - Quiz

De TikTok video gaat viral! ..... is al meer dan 100.000 keer bekeken.
A
Dat
B
Het
C
Die
D
Dit

Slide 17 - Quiz

Kies: deze, die, wie, dit, dat of wat.

Tijdens de les heeft Ilias alles genoteerd ... de docent verteld heeft over de veiligheidsmaatregelen.

Slide 18 - Open question

Aan de slag
Hoofdstuk 6 Formuleren
Paragraaf 2 Verwijzen naar personen en dingen

 Online trainen H6 paragraaf 2

Slide 19 - Slide