Er kan een bewegings verandering zijn (snelheid, richting) of vormsverandering.
Slide 4 - Slide
Krachten herkennen
Eigenschappen:
* Krachten zijn niet zichtbaar
* De gevolgen/effecten zijn wel zichtbaar
* aangrijpingspunt
Gevolgen van krachten:
* Snelheid (vormverandering)
* Richting (vormverandering)
* Vormverandering
=> Tijdelijk (elastisch)
=> Blijvend (plastisch)
Slide 5 - Slide
Soorten krachten
Spierkracht
Windkracht
Wrijvingskracht
Veerkracht
Zwaartekracht
Spankracht
Magnetische kracht
Elektrische kracht
Slide 6 - Slide
Notatie
Slide 7 - Slide
Notatie verschillende krachten
Slide 8 - Slide
Krachtenschaal
Slide 9 - Slide
Voortstuwende kracht
Tegenwerkende krachten:
Wrijving, Rolwrijving
Luchtwrijving
Slide 10 - Slide
Krachten meten
Krachten kun je meten met een krachtmeter,
ofwel veerunster. Je leest het aantal Newton af
waarmee de aarde aan het voorwerp trekt
Slide 11 - Slide
Zwaartekracht
Fz = m * g
Waarbij:
Fz = zwaartekracht in Newton (N)
m = massa in kilogrammen (kg)
g = (gravitatieconstante) = 9,8 N/kg De aarde trekt dus met 9,81 Newton aan 1 kg.
Slide 12 - Slide
Het zwaartepunt
de zwaartekracht aangrijpt in een soort ‘gemiddeld punt van het voorwerp’. Dit punt heet het zwaartepunt. Het zwaartepunt van bijvoorbeeld rechthoekige en ronde voorwerpen zit in het midden.
Slide 13 - Slide
Bij onregelmatige vormen
Slide 14 - Slide
voorbeeldsom
1) Bereken de zwaartekracht op een mens met een massa van
60 kg.
2) Een Iphone 14 pro max weegt 240 gram. Bereken de zwaartekracht op de Iphone.
2) Bereken de massa in kg van een baby die 23,4 Newton weegt.
Slide 15 - Slide
Krachten tekenen
Een kracht kun je tekenen als een vector (pijl) met een grootte, richting en aangrijpingspunt.
Slide 16 - Slide
Als F_tot = 0, dan v = 0 m/s of v = constant
Slide 17 - Slide
Zwaartekracht tekenen
Deze kracht kun je tekenen vanuit het zwaartepunt, ofwel massamiddelpunt.
Slide 18 - Slide
Belang lesdoel
Deze paragraaf is de basis voor de rest van het hoofdstuk.
Je begrijpt meer situaties om je heen waar krachten werken, zoals een stuiterende bal.
Slide 19 - Slide
Ga nu zelf aan de slag
Wat? Maak de volgende opdrachten; H2.1 - 1, 3, 4, 5, 8,
Hoe? Je bent de eerste 10 minuten stil. Daarna mag je fluisterend overleggen.
Hoe lang? Tot het einde van de les.
Klaar? Lees heel H2.1 en maak alle opdrachten.
Slide 20 - Slide
Controle lesdoelen
a Noem twee zaken waaraan je kan zien dat een kracht werkt ?
b Wat is het verschil tussen plastische en elastische
vervorming ?
c Hoe groot is de zwaartekracht op 1 kg op aarde ?
Slide 21 - Slide
a) Bereken de zwaartekracht op een man van 70 kg.
b) Bereken de zwaaartekracht op een doosje van 50 gram.
c) Bereken de massa van een auto, als de zwaartekracht 10.000 N is.
Slide 22 - Slide
Hoe zie je dat een kracht werkt of heeft gewerkt;
a Op de elastiek bij de jongen ?
b Op de polsstok ? c) Op de auto ?
Slide 23 - Slide
a)Hoe heet de kracht die ervoor zorgt dat het elastiek een flink eind uitrekt?
b)Hoe heet de kracht die het elastiek op de handen van de jongen uitoefent?