Grammatica 2 herhaling

Wat gaan we vandaag doen?
- Grammatica hoofdstuk 2 herhalen
- Pak je boek én je schrift
- Pak je mobiel en log vast in bij lessonup.app De code staat linksonder in beeld 
1 / 50
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat gaan we vandaag doen?
- Grammatica hoofdstuk 2 herhalen
- Pak je boek én je schrift
- Pak je mobiel en log vast in bij lessonup.app De code staat linksonder in beeld 

Slide 1 - Slide

             Het voltooid deelwoord
1. Ich war gestern auf einem Fest und habe ……. (tanzen)
2. Hast du das blaue Kleid ……… (kaufen)
3. Ja, ich habe am Freitag Taschengeld ……. (kriegen)
4. Was hast du gestern …………… (machen)
5. Ich war müde und habe Netflix ………. (gucken)
6. Schade, die Party war sehr toll: Serge hat Gitarre ………. (spielen)
7. Maaike hat André voll auf dem Mund …….. (küssen)
8. Wir haben darüber ……….. (lachen)
9. Maaike ist jetzt verliebt, hat sie …… (sagen)
10. Vielleicht hat sich das schon wieder geändert. Sie sind bestimmt schon wieder ….. (trennen)!

timer
5:00

Slide 2 - Slide

Het voltooid deelwoord
1. Ich war gestern auf einem Fest und habe getanzt (tanzen)
2. Hast du das blaue Kleid gekauft (kaufen)
3. Ja, ich habe am Freitag Taschengeld gekriegt (kriegen)
4. Was hast du gestern gemacht (machen)
5. Ich war müde und habe Netflix geguckt (gucken)
6. Schade, die Party war sehr toll: Serge hat Gitarre gespielt (spielen)
7. Maaike hat André voll auf dem Mund  geküsst (küssen)
8. Wir haben darüber gelacht (lachen)
9. Maaike ist jetzt verliebt, hat sie gesagt (sagen)
10. Vielleicht hat sich das schon wieder geändert. Sie sind bestimmt schon wieder getrennt (trennen)!

Slide 3 - Slide

Modale hulpwerkwoorden
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Modale hulpwerkwoorden

Slide 5 - Slide

... Dienstag
timer
0:15

Slide 6 - Slide

der Dienstag

Want: de dagen zijn altijd mannelijk

Slide 7 - Slide

... Ärztin
timer
0:15

Slide 8 - Slide

die Ärztin

Want: vrouwelijke beroepen (herkenbaar aan -in) krijgen altijd die

Slide 9 - Slide

... Kind
timer
0:15

Slide 10 - Slide

das Kind

Want: veel Nederlandse 'het-woorden' zijn in het Duits onzijdig en krijgen 'das'

Slide 11 - Slide

... Zeitung
timer
0:15

Slide 12 - Slide

die Zeitung

Want: woorden op - ung zijn vrouwelijk en krijgen 'die'

Slide 13 - Slide

... Winter
timer
0:15

Slide 14 - Slide

der Winter
Want: de jaargetijden zijn mannelijk en krijgen 'der'

Slide 15 - Slide

... Hahn
timer
0:15

Slide 16 - Slide

der Hahn
Want: mannelijke dieren zijn mannelijk en krijgen altijd  'der'

Slide 17 - Slide

... Brötchen
timer
0:15

Slide 18 - Slide

das Brötchen
Want: verkleinwoorden (-chen) zijn in het Duits onzijdig en krijgen 'das'

Slide 19 - Slide

... Krankheit
timer
0:15

Slide 20 - Slide

die Krankheit
Want: woorden op -heit zijn altijd vrouwelijk en krijgen 'die'

Slide 21 - Slide

... Nachmittag
timer
0:15

Slide 22 - Slide

der Nachmittag
Want: dagdelen zijn mannelijk en krijgen 'der'

Slide 23 - Slide

... Kuh
timer
0:15

Slide 24 - Slide

die Kuh
Want: vrouwelijke dieren krijgen in het Duits 'die'

Slide 25 - Slide

... Straße
timer
0:15

Slide 26 - Slide

die Straße
Want: woorden op -e zijn meestal vrouwelijk en krijgen 'die'

Slide 27 - Slide

... Januar
timer
0:15

Slide 28 - Slide

der Januar
Want: maanden zijn in het Duits altijd mannelijk en krijgen 'der'

Slide 29 - Slide

... Socken
timer
0:15

Slide 30 - Slide

die Socken
Want: meervoud in het Duits krijgt altijd 'die'

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Du ... (atmen)
A
atmet
B
atmen
C
atmst
D
atmest

Slide 33 - Quiz

Woorden in het meervoud krijgen altijd...
A
die
B
der
C
das

Slide 34 - Quiz

Du hast... (spielen)
A
gespielte
B
spieltet
C
gespielt
D
gespielten

Slide 35 - Quiz

(Wissen) du, was man in Köln machen kann?
A
Wisst
B
Weiß
C
Weißt
D
Wissen

Slide 36 - Quiz

Woorden die eindigen op -heit zijn...
A
vrouwelijk
B
onzijdig
C
meervoud
D
mannelijk

Slide 37 - Quiz

Ich habe ... (machen)
A
gemacht
B
gemachd
C
machte
D
gemachet

Slide 38 - Quiz

Jaargetijden zijn altijd...
A
meervoud
B
vrouwelijk
C
mannelijk
D
onzijdig

Slide 39 - Quiz

Es regn...
A
et
B
t
C
en
D
e

Slide 40 - Quiz

... Kaninchen
A
der
B
das
C
die

Slide 41 - Quiz

Sara ... ihre alte Jeans nicht
A
magst
B
mögen
C
mog
D
mag

Slide 42 - Quiz

Altijd vrouwelijk zijn woorden die eindigen op...
A
er
B
en
C
un
D
ung

Slide 43 - Quiz

Er hat ... (kaufen)
A
kauft
B
gekauft
C
gekaufen
D
kaufen

Slide 44 - Quiz

... Professorin
A
der
B
das
C
die

Slide 45 - Quiz

Wir (dürfen) viel Schokolade essen
A
darf
B
dürfen
C
dürft
D
darfst

Slide 46 - Quiz

Ihr antwort...
A
en
B
et
C
st
D
est

Slide 47 - Quiz

Er (müssen) neue Socken kaufen
A
müss
B
musst
C
muss
D
müsst

Slide 48 - Quiz

Slide 49 - Slide

Slide 50 - Slide