§6.3 Hoe komt de Nederlandse overheid aan geld?

§6.3 Hoe komt de Nederlandse overheid aan geld?

Pincode 2 T/H

Leerdoel

• Ik kan voorbeelden geven van belastingen;
• Ik weet wat btw is en hoe die bij de belastingdienst terechtkomt;
• Ik begrijp waarom de overheid subsidies geeft en accijns heft op bepaalde producten;
• Ik kan twee voorbeelden noemen van niet-belastinginkomsten.

Wat weet je al over de particuliere en collectieve sector?

Lees §6.3 voor jezelf...

In stilte!

Particuliere en collectieve sector

De particuliere sector omvat bedrijven en individuen die goederen en diensten produceren om winst te maken. De collectieve sector omvat de overheid en andere publieke instellingen die taken uitvoeren voor het algemeen belang.

Wat is sociale zekerheid?

Sociale zekerheid verwijst naar het stelsel van regelingen dat bedoeld is om mensen te beschermen tegen inkomensverlies door bijvoorbeeld werkloosheid, ziekte of ouderdom.

Belastingen

Voorbeelden van belastingen die we moeten betalen zijn inkomstenbelasting, omzetbelasting (btw) en motorrijtuigenbelasting.

Btw en de belastingdienst

Btw, ofwel belasting toegevoegde waarde, is een belasting die wordt geheven over de verkoop van goederen en diensten. Deze belasting komt bij de belastingdienst terecht.

Subsidies van de overheid

De overheid geeft soms subsidies om bepaalde bedrijven, sectoren of projecten financieel te ondersteunen. Dit kan bijvoorbeeld zijn om innovatie te stimuleren of milieuvriendelijke initiatieven aan te moedigen.

Accijns

Accijns is een extra belasting die wordt geheven op bepaalde producten, zoals tabak, alcohol en benzine. Dit dient zowel als inkomstenbron voor de overheid als om het gebruik van deze producten te ontmoedigen.

Niet-belastinginkomsten

Voorbeelden van niet-belastinginkomsten zijn boetes, leges, rente-inkomsten en inkomsten uit staatsdeelnemingen zoals de Nederlandse Staatsloterij.

Aan de slag!

Maak de opdrachten 33 tot 44.

Klaar? 

- Nakijken, daarna lezen/leren!

Poll: Begrip van de stof

Op een schaal van 1 tot 5, hoe goed begrijp je nu de stof?

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.