Leg alvast je werkboek klaar: chap 6, les 4. Je krijgt vandaag: uitleg, voorbeelden, filmpjes en quizvragen
1 / 22
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
BONJOUR À TOUS!
BIENVENUE AU COURS DE FRANCAIS
Leg alvast je werkboek klaar: chap 6, les 4. Je krijgt vandaag: uitleg, voorbeelden, filmpjes en quizvragen
Slide 1 - Slide
Het persoonlijk voornaamwoord (pvnw) gebruik je altijd om een ZN te vervangen. Het kan in een zin verschillende functies hebben. Vandaag behandelen we:
1. De pvnw hem, haar,het, hun(ze)* als lijdend voorwerp
2. De pvnw hem, haar, hun(hen/ze)* als meewerkend voorwerp
* er bestaan nog meer pvnw die we als lv en mv kunnen gebruiken - die komen later nog een keer☺
Slide 2 - Slide
voorbeelden (nl) van de functie van persoonlijke voornaamwoorden in de zin:
1. lijdend voorwerp (te vinden door de 'wat+gez+ond-vraag')
Philippe koopt een bal> Philippe koopt hem
een bal = lijdend voorwerp en wordt vervangen door hem
2. meew.voorwerp (te vinden door de 'aan wie+gez+ond+lv-vraag')
Philippe geeft zijn moeder een knipoog> Philippe geeft haar een knipoog
zijn moeder= meewerkend voorwerp en wordt vervangen door haar
We kijken nu naar een filmpje dat uitlegt hoe dit in het Frans gaat
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Samengevat bij lijdend voorwerp:
1. hem, haar (het) kun je vervangen door le of la. Je schrijft l' ervoor in de plaats als het woord erachter met een klinker/stomme h begint; je vervangt hun (ze) door les
2. je schrijft le, la, l' ,les voor de persoonsvorm (1e ww in de zin) of voor het hele werkwoord, als dat erin staat.
le= hem (het)
la= haar (het)
les= hun (ze)
Slide 5 - Slide
Les filles ont trouvé un beau livre au restaurant Wat is het LV in deze zin?
A
Les filles
B
un beau livre
C
au restaurant
D
ont trouvé
Slide 6 - Quiz
Je mange une glace. Waardoor vervang je une glace (en hoe komt je zin eruit te zien?)
A
Je le mange.
B
Je la mange.
C
Je l'mange.
D
Je les mange.
Slide 7 - Quiz
Je connais les filles. Waardoor vervang je les filles (en hoe komt je zin eruit te zien?)
A
Je le connais.
B
Je la connais.
C
Je l'connais
D
Je les connais.
Slide 8 - Quiz
J'ai rencontré le footballeur. Waardoor vervang je une glace (en hoe komt je zin eruit te zien?)
A
Je le ai rencontré.
B
Je la rencontré.
C
Je l'ai rencontré.
D
Je les ai rencontré.
Slide 9 - Quiz
Il a raconté l'histoire. Waardoor vervang je l'histoire (en hoe komt je zin eruit te zien?)
A
Il la a raconté.
B
Il a la raconté.
C
Il l'a raconté.
D
Il a raconté la.
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Video
Samengevat bij meewerkend voorwerp:
1. hem , haar of hun (hen) kun je vervangen door lui of leur
2. je schrijft lui en leur voor de persoonsvorm (1e ww in de zin) of voor het hele werkwoord, als dat erin staat.
lui= hem of haar
leur= hun(hen)
Tip: in de Franse zin herken je een mv direct aan het voorzetsel à (au/ à la/ à l'/ aux) voor het zinsdeel. Deze werkwoorden hebben altijd al het vz à:
Slide 12 - Slide
Werkwoorden die vaak het voorzetsel à (au/aux) krijgen:
répondre à = beantwoorden (aan)
écrire à = schrijven (aan)
donner à = geven (aan)
dire à = zeggen (aan)
parler à = praten (met)
téléphoner à = bellen (met)
demander à = vragen (aan)
Slide 13 - Slide
EVEN SAMENVATTEN:
pvnw als onderwerp pnvw als lijd. voorw. pvnw als meew. vwp vertaling NL
je me me ik/mij
tu te te jij/jou
il le (l') lui hij/hem
elle la (l') lui zij/haar
nous nous nous wij/ons
vous vous vous jullie/u
ils/elles les leur zij/hun/hen
elles les leur zij/hun/hen
plaats in de zin: plaats in de zin: plaats in de zin:
voor de pv voor de pv of voor voor de pv of voor
het hele werkwoord het hele werkwoord
Slide 14 - Slide
Tu appelles Monsieur X.
Paul donne les livres à son père.
Je vais parler à Sophie.
Paul donne les livres à son père.
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Slide 15 - Drag question
Vervang het meew. vw door een pers. vnw. Welke zin is goed?
Il demande à Marie de venir.
A
Il la demande de venir.
B
Il lui demande de venir.
C
Il demande de lui venir.
D
Il demande me de venir.
Slide 16 - Quiz
Vervang het meew. vw door een pers. vnw. Welke zin is goed?
Matteo n'a pas répondu au prof.
A
Matteo n' a lui pas répondu .
B
Matteo ne m' a pas répondu.
C
Matteo ne lui a pas répondu .
D
Matteo n' a pas lui répondu.
Slide 17 - Quiz
Wat is de plaats in de zin van het pers. vnw. als meewerkend voorwerp?
A
Altijd voor de persoonsvorm.
B
Altijd voor het voltooid deelwoord.
C
Als er een heel werkwoord in de zin staat , dan voor het hele werkwoord.
D
Als er een heel werkwoord in de zin staat , dan na het hele werkwoord.
Slide 18 - Quiz
Ik help hem.
Ik zie haar.
Wij geven jullie iets.
Heb je hun geschreven?
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Slide 19 - Drag question
In de onderstaande zin is het pronom personnel meewerkend voorwerp. Is de juiste vorm gebruikt? L'agent lui donne une amende (De agent geeft hem een bekeuring)
A
"Lui'' is de juiste vorm
B
"Lui'' is niet de juiste vorm
Slide 20 - Quiz
Le pronom personnel Kies het juiste antwoord Est-ce que tu connais Maître Gims?
A
Oui je lui connais
B
Oui, je connais
C
Oui, je le connais
D
Oui, je la connais
Slide 21 - Quiz
Tot zover de uitleg over het lijdend en meewerkend voorwerp, die je door een persoonlijk voornaamwoord kunt vervangen. Pak nu je werkboek erbij - of zoek 'm op in je Chromebook. We gaan samen alvast wat oefeningen van jullie weektaak maken.