Les pronoms personnels

Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Les objectifs d'apprentissage
A la fin du cours... 
1. kan ik vertellen wat een COD en COI is;
2. kan ik een COD en COI vinden in een zin;
3. kan ik een COD en COI vervangen in een zin door le / la / les of leur / leurs 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Les pronoms personnels
1 le pronom personnel SUJET (onderwerp)

2 le pronom personnel COD (lijdend voorwerp)

3 le pronom personnel COI (meewerkend voorwerp)

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Le pronom personnel COD
- Wordt gebruikt om een lijdend voorwerp te vervangen.
Hoe kan je een LV vinden in de zin?
ONDERWERP+PV+WIE/WAT? 
Ik eet appels.  LV= ?
Ik lees horrorverhalen. LV= ?
Juliette leert Frans. LV ?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wanneer gebruik je COD?
COD is een afkorting voor Complément d'objet direct. 


Bijvoorbeeld: Ik eet een appel. 'Een appel' is de COD.

Slide 5 - Slide

Vraag studenten om voorbeelden te geven van zinnen met COD.
Pronom LIJDEND VW
We kunnen een lijdend vw in de zin vervangen door een pers.vnw
Kijk maar naar dit voorbeeld in het Nederlands:

Ik schrijf een brief aan mijn vader.
Lijdend vw vervangen: ..................

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

On vend cette maison.

A
On la vend.
B
On le vend.
C
On les vend.
D
On vend la.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Elle étudie la carte routière.

A
Elle la étudie.
B
Elle l'étudie.
C
Elle le étudie.
D
Elle étudie le.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Tu vois tes amis?

A
Tu le vois?
B
Tu la vois?
C
Tu les vois?
D
Tu l'a vois?

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Je mange le chocolat.
A
Je l'mange.
B
Je la mange.
C
Le je mange.
D
Je le mange.

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Le pronom personnel COI
-wordt gebruikt om een meewerkend voorwerp te vervangen.
Hoe kan je MWV vinden in de zin?
ONDERWERP + PV + AAN WIE/VOOR WIE?
Ik geef bloemen aan mama. MWV= ?
Ik koop snoep voor de kinderen. MWV= ?

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Wanneer gebruik je COI?
COI is een afkorting voor Complément d'objet indirect. 

Dit is een meewerkend voorwerp en geeft aan voor wie of waarvoor de handeling wordt uitgevoerd. 

Bijvoorbeeld: Ik geef een cadeau aan mijn vriendin. 
'Mijn vriendin' is de COI.

Slide 12 - Slide

Vraag studenten om voorbeelden te geven van zinnen met COI.
Pronom personnel voor COI (m.v.)
Als de COI een persoon is, gebruik je 'lui' of 'leur' als pronom personnel. 

Bijvoorbeeld: Ik geef het aan hem. 'aan hem' wordt vervangen door 'lui'.

Slide 13 - Slide

Laat studenten oefenen met het vervangen van de COI door pronom personnel.
Maman téléphone à Marie.

COI?
A
maman
B
téléphone
C
Marie
D
à Marie

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Nous donnons ce souvenir à Bart.
vervang 'à Bart'
A
Nous le donnons ce souvenir.
B
Nous donnons ce souvenir à la.
C
Nous la donnons ce souvenir.
D
Nous lui donnons ce souvenir.

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Il ouvre la porte à Ellen.
vervang 'à Ellen'
A
Il lui ouvre la porte.
B
Il le ouvre la porte.
C
Il la ouvre la porte.
D
Il l'ouvre la porte.

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Pronom personnel voor COD en COI
Als de zin zowel een COD als een COI heeft, gebruik dan:
-  'le' of 'la' voor de COD en 
- 'lui' of 'leur' voor de COI. 

Bijvoorbeeld: Ik geef hem een cadeau. 'hem' wordt vervangen door 'lui' en 'een cadeau' wordt vervangen door 'le'.

Slide 17 - Slide

Laat studenten oefenen met het vervangen van COD en COI door pronom personnel.

Slide 18 - Video

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Au travail!
Faites les exercices: 
9 A, B, C
10 A, B
Page 12 + 13 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Corrigés 9A 
1. COI (meewerkend voorwerp) = à ton ami Jules 
2. COD (lijdend voorwerp) = les films d'action
3. Sujet (onderwerp) = le rôle principal 
4. COD (lijdend voorwerp) = ce comédien 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Corrigés 9B
1. l' (de ma copine Ines) 
2. les (ses frères) 
3. lui (Cathy) 
4. le (le cinéma) 
5. l' (le nouveau James Bond, klinkerbotsing) 
6. me 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Corrigés 9C 
1. L'organisation les présente. 
2. Le comité ne leur décerne pas les prix. 
3. Il lui a été remis. 
4. Cela va leur plaire d'être tout ... 
5. Veux tu le regarder .... 


Slide 23 - Slide

This item has no instructions