week 8 Lesson 1

Welcome to today's class
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welcome to today's class

Slide 1 - Slide

Today's lesson:
  • Repeat conditionals 
  • Discuss passive
  • Practice passive
  • Work on WiP 100
  • Discuss answers
Goals:
  • Knows when we use a passive
  • Can form a passive in context.
  • Can use new vocabulary in context

Slide 2 - Slide

Conditionals
4 vormen: (in het IF gedeelte, komt nooit Will of Would!!)
- zero: als je zeker weet dat het gebeurt (feiten): If you melt ice, it becomes water.
dus twee keer de present simple!
- first: als het best waarschijnlijk is dat het gaat gebeuren: If you study well, you will pass the test.
if + present simple, na de komma: will + ww
- second: als het niet waarschijnlijk is dat het gaat gebeuren: If I got the day off, I would sleep all day.
if + past simple, na de komma: would + ww
- third: als het absoluut niet gebeurd is in het verleden: We would have been sad if he had left.
if + past perfect, na de komma: would have + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

1st conditional about your upcoming holiday.

Slide 5 - Open question

2nd conditional about you favourite hobby.


Slide 6 - Open question

3rd conditional about your last testweek.

Slide 7 - Open question

Active:
Bij een actieve zin voert het onderwerp in de zin de actie uit:
Alice does her homework.
Passive:
Bij een passieve zin doet het onderwerp niets:

Homework is done by Alice.

Je ziet dat de werkwoordsvormen veranderen.

Slide 8 - Slide

Wanneer gebruik je een passive?
1. Je gebruikt de passive als je nadruk wil leggen op de gebeurtenis en niet op wie iets heeft gedaan. 
The thief was arrested. 
2. Als niet bekend is wie iets heeft gedaan.
The painting has been stolen.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Stappenplan:
Van een actieve zin een passive maken.

Slide 11 - Slide

Do the exercise on your handout
Onderstreep je onderwerp, werkwoord 
en lijdend voorwerp. 
Erna volg je het stappenplan: 

Slide 12 - Slide