D1 N4 1.7 vuistregels

 1.7 vuistregels en formules
Een vuistregel (met referentiematen) is een rekenregel waarmee je op een gemakkelijke manier een vaak voorkomende berekening kunt uitvoeren. De uitkomst is een schatting.
Voorbeeld
Om snel en eenvoudig te berekenen of je een gezond gewicht hebt, wordt de volgende vuistregel gebruikt:
gezond gewicht in kg = lichaamslengte in cm − 100
Als je 172 cm lang bent is 172 − 100 = 72 kg een gezond gewicht.





1 / 16
next
Slide 1: Slide
WiskundeMBOStudiejaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

 1.7 vuistregels en formules
Een vuistregel (met referentiematen) is een rekenregel waarmee je op een gemakkelijke manier een vaak voorkomende berekening kunt uitvoeren. De uitkomst is een schatting.
Voorbeeld
Om snel en eenvoudig te berekenen of je een gezond gewicht hebt, wordt de volgende vuistregel gebruikt:
gezond gewicht in kg = lichaamslengte in cm − 100
Als je 172 cm lang bent is 172 − 100 = 72 kg een gezond gewicht.





Slide 1 - Slide

Weet jij een vuistregel?

Slide 2 - Open question

VUISTREGELS

Slide 3 - Slide

Vuistregels

Slide 4 - Slide

Vuistregels

Slide 5 - Slide

Welke vuistregel wordt er gebruikt voor fietsen?
A
Je fietst ongeveer 5 km in een uur.
B
je fietst ongeveer 15 km in een uur.
C
Je fietst ongeveer 1,2 x sneller dan dat je loopt.

Slide 6 - Quiz

Vuistregel in de horeca is dat een gast
ongeveer twee drankjes per uur drinkt.
Farah organiseert een feest van 21:00-02:00.
Er komen waarschijnlijk 45 gasten.
Hoeveel drankjes zullen er ongeveer geserveerd worden?
A
180 drankjes
B
225 drankjes
C
360 drankjes
D
450 drankjes

Slide 7 - Quiz

Hoelang is een volwassene volgens de vuistregel?
A
2 meter
B
1,80 meter
C
1 meter
D
1,65 meter

Slide 8 - Quiz

Welke maat is het kleinst?
A
1/4 liter
B
0,2 liter
C
2 cl
D
2000 ml

Slide 9 - Quiz


Welke maat?
A
dm
B
mm

Slide 10 - Quiz


Kies de beste maat

A
gram
B
kilogram
C
ton
D
milligram

Slide 11 - Quiz


Kies de beste maat

A
gram
B
kilogram
C
ton
D
hectogram

Slide 12 - Quiz


Welke maat kies je?
A
cm
B
m
C
km

Slide 13 - Quiz

Welke maat?
A
0,3 km
B
0,3 l
C
1,3 g
D
1,5 kg

Slide 14 - Quiz

Maak de opdrachten van 1.7 en 1.8
Nogmaals:
GEBRUIK KLADPAPIER!!!!!!
gebruik rekenkaart en rekenmachine

Slide 15 - Slide

Ik heb de lesstof begrepen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll