10ème cours 10 décembre

1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo g, t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Planning et buts
Aan het eind van dit lesuur....
1. Kan je vertellen over jouw sport(en)
2. Kan je een facebookpost over tennis begrijpen 
Planning:
1. Vocabulaire AB, Grammaire C en huiswerk nakijken (20 minuten)
2.  Onderdeel D korte uitleg (5 minuten)
3. Opdracht bij de zinnen (10 minuten)
4. Pauze (5 minuten)
5.  Opdracht 19a,19b,19c en 20 (20 minuten)
6. Lesdoelen checken (10 minuten) 

 


Slide 2 - Slide

Klassenregels
We werken rustig samen in de klas.
We respecteren elkaar. We lachen elkaar niet uit en respecteren elkaars mening en antwoorden.
Tijdens het maken van de opdrachten zijn we rustig bezig en gaan we niet kletsen met klasgenoten.
We doen actief mee met de les, we leggen de telefoons dan ook in de telefoontas.
We steken onze vinger op als we iets willen zeggen en/of vragen.
We geven het aan onze docente aan wanneer ons iets dwars zit.
We laten elkaar uitpraten.
We eten en drinken niet in het klaslokaal (behalve in de pauzes).

Slide 3 - Slide

Vocab
Vocabulaire A

Slide 4 - Slide

Vocabulaire B

Slide 5 - Slide

Grammatica C

Slide 6 - Slide

Huiswerk nakijken
Onderdeel B: opdrachten 8 en 10a (p.49 en p.50 WB, p. 79 TB)
Onderdeel C: opdrachten 13def en 14 (p.52-53 WB en p.80 TB)

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Au travail

Opdracht 19a,19b,19c (p.57 WB en p.82 TB)

Opdracht 20 (p. 58 WB) er staat dat de woorden uit Bron E en de film komen. De film kunnen we niet kijken, gebruik hiervoor dan Vocabulaire E op p. 75 van je werkboek. 

Slide 12 - Slide

timer
1:00
Quel est ton sport préféré?
Tu fais du sport?
tu fais souvent du foot?
tu aimes aussi la natation?
wat is je lievelingssport?
Doe je aan sport?
Voetbal je vaak?
Houd je ook van zwemmen?

Slide 13 - Drag question

Les sports | Faire + du / de la / de l' / des
*Bij sporten zonder tegenspeler/bal (individueel)
1.


2.
3.
4.
5.
Faire de l'équitation
Faire de la natation
Faire de ski
Faire du jogging
Faire du vélo

Slide 14 - Drag question

Devoirs
Leren:
Vocabulaire A + B + E (p.74-75 WB)
Grammaire C (p.80 TB)
Phrases clés D (p.81 TB)


Slide 15 - Slide