Naamgeving Chemische Stoffen

Noem de kenmerken van een moleculaire stof
1 / 10
next
Slide 1: Open question
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Noem de kenmerken van een moleculaire stof

Slide 1 - Open question

Noem de kenmerken van een zout

Slide 2 - Open question

Sleep de onderstaande woorden naar het juiste doel. Is de stof een moleculaire stof, zout of een metaal?
Moleculaire stof
Metaal
Zout

P2O5
Glucose
Ammoniak
H2O2
C6H14
Natrium
Mg2+
F2
Tin
Aluminium
Fe3+
IJzer(III)chloride
MgCl2
CaCO3
bariumfosfaat
ammoniumchloride
NaF

Slide 3 - Drag question

Moleculaire stoffen (1)
Hoe zat het ook al weer?
  • Een moleculaire stof bestaat alleen uit niet-metaalatomen 
  • Een moleculaire stof heeft geen lading (dus geen ionen) 
  • Een moleculaire stof geleidt GEEN elektrische stroom / warmte 
  • Er zitten (soms) telwoorden in de naam --> mono, di, tri, tetra, penta

Slide 4 - Slide

Moleculaire stoffen (2)


Neem de stoffen hiernaast over en noteer er de naam bij. Voordat de timer is afgelopen moet je klaar zijn.
  1. P2O5
  2. H2O2
  3. C6H12O6
  4. NH3
  5. CH4
  6. H2O
  7. N3O2
  8. CO

timer
3:30

Slide 5 - Slide

Zouten (1)
Hoe zat het ook al weer
  • Zouten geleiden elektrische stroom wanneer ze zijn opgelost of zijn gesmolten 
  • Zouten zijn vast bij kamertemperatuur 
  • Zouten bestaan uit een niet-metaalion & een metaal-ion 
  • Er zit soms een romeins cijfer in de naam vanwege de lading van het positieve ion.

Slide 6 - Slide

Zouten (2)

Neem de stoffen hiernaast over en noteer er de naam bij. Voordat de timer is afgelopen moet je klaar zijn.
  1. NaCl
  2. (NH4)3PO4
  3. FeBr3
  4. FeSO4
  5. CuF2
  6. loodoxide
  7. zilvercarbonaat
  8. kwik(IV)nitraat
  9. goud(III)sulfide
timer
5:00

Slide 7 - Slide

Zouten - examenvraag
In een scheikundeles over metalen en legeringen doet een docente de volgende demonstratieproef. De proef wordt in de zuurkast uitgevoerd. Ze doet geconcentreerd natronloog in een indampschaaltje en voegt een beetje zinkpoeder toe. Met behulp van een brander verwarmt ze het mengsel tot het bijna kookt. Dan doet ze een koperen muntje in het mengsel. Na ongeveer twee minuten haalt ze het muntje er weer uit en spoelt het schoon met water. Het muntje is nu zilverachtig van kleur geworden. Vervolgens verwarmt ze het muntje in een blauwe, niet ruisende vlam. Het muntje wordt hierdoor goudkleurig. Ze koelt het muntje ten slotte af onder de kraan. 

Wanneer het zinkpoeder bij het natronloog is gevoegd, treedt een reactie op waarbij onder andere 'zinkaationen' ontstaan. De formule van het zinkaation is Zn(OH)4 2–. Deze ionen reageren aan het oppervlak van de munt tot zink. Hierbij ontstaat een zilverachtig gekleurd laagje om het muntje. Het zinkaation heeft een ionlading 2- . 
Leid deze ionlading af aan de hand van de formule van het zinkaation. Ga ervan uit dat het zinkaation is opgebouwd uit zinkionen en hydroxide-ionen. 

stopwatch
00:00000

Slide 8 - Slide

Zouten - examenvraag - antwoord
maximumscore 2 
Een voorbeeld van een juist antwoord is:  (De zinkionen hebben lading 2+, hydroxide-ionen hebben lading 1– dus) 
(2+) + 4 × (1–) = 2– 
• juiste lading van de ionen gebruikt 1 
• rest van de afleiding juist 1 
Opmerking 
Wanneer een antwoord is gegeven als 'Zn2+ heeft een lading van 2+ ; 4 x O2– hebben samen een lading van 8– ; 4x H+ hebben samen een lading van 4+ ; dus (2+) + (8–) + (4+) = 2–', dit goed rekenen.

Hoelang heb je erover gedaan tot het (goede) antwoord te komen?

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide