(Vervolg van vraag 2)
Pas drie tot zes maanden na de geboorte begonnen zich bij de jongetjes de eerste verschijnselen van het SCID-syndroom voor te doen. Vóór die tijd waren ze beschermd tegen infecties, onder andere door antistoffen uit de moedermelk.
Vier typen antistoffen zijn: IgA, IgD, IgE, en IgG.
Welke van deze typen antistoffen bezaten de jongetjes al vóór de geboorte?