Starttaal vooraf thema 6 hoofdstuk 2 Lezen

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 2

Hoofdstuk 2 lezen 

Vorige les? 

So woordenschat 

introductie tekstdoelen 

Wat doen we vandaag? 

Uitleg aan de hand van lesson Up

opdrachten maken in werkboek 

Tekstdoel 

Een schrijver heeft een bedoeling met een tekst

- amuseren

- instrueren 

- informeren

- activeren 

Amuseren

De schrijver wil dat de lezer plezier heeft. 

Welk doel heeft de schrijver met dit leesboek?

1. Amuseren
2. Instrueren
3. Informeren
4. Activeren

Een gedicht heeft als doel?

1. Amuseren
2. Instueren
3. Informeren
4. Activeren

Informerende tekst 

Een tekst waarin de schrijver informatie geeft over een ondewerp. 

Bijvoorbeeld: nieuwsberichten en lesboeken 

informerende tekst

- in de tekst staan feiten 

- De schrijver geeft niet zijn eigen mening over het onderwerp. 

Wat is een mening?

1. iemand vertelt iets leuks
2. Hoe iemand over iets denkt of wat iemand van iets vindt.

Mening
Een mening is niet controleerbaar.

1. waar
2. niet waar

Een feit is iets wat waar of onwaar is. Een feit kun je dus altijd............

1. delen
2. geloven
3. checken, nagaan
4. verwerpen

De schrijver heeft als doel met een krantenbericht om de lezer te: .......?

1. Amuseren
2. Instrueren
3. Informeren
4. Activeren

Activerende tekst 

Is een tekst waarin de schrijver de lezer probeert over te halen om iets te doen. 

Activerende tekst 

voorbeelden: 

reclame folder en filmposters 

Activerende tekst

Je kunt een activerende tekst herkennen aan de volgende punten: 

- De lezer wordt aangemoedigd om iets te doen. 

- Er worden argumenten gegeven waarom de lezer dat zou moeten doen. 

Een reclame folder wil de lezer?

1. Amuseren
2. Instrueren
3. Informeren
4. Activeren

Zelf aan de slag 

In het werkboek maken: 

Hoofdstuk 2 

bladzijde 105 tm 114 

opdracht 1 tm 3