Ecologie en milieu herhaling b5/tm8

Ecologie en milieu
basisstof 5, 6, 7 en 8
1 / 14
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Ecologie en milieu
basisstof 5, 6, 7 en 8

Slide 1 - Slide

Sleep de onderstaande processen naar de juiste plaats in het energiestroomschema
Het voedselaanbod 
Energieverlies via ontlasting
Deel van de energie gebruikt voor vastleggen biomassa
Deel van de energie dat opgenomen wordt in het lichaam van een organisme
Deel van het voedselaanbod dat niet wordt gegeten 
Energieverlies door dissimilatie  

Slide 2 - Drag question

Slide 3 - Slide

Hoe heet het proces waarbij de gifstoffenconcentratie toeneemt bij elke stap van een voedselketen?
A
resistentie
B
persistentie
C
accumulatie
D
eutrofiëring

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Als natuurgebieden behouden moeten worden zoals ze zijn, moeten gebieden worden beheerd. Hiernaast zie je daar een voorbeeld van. Door vlakke gebieden te begrazen voorkom je successie en blijft het gebied als zodanig behouden.
Welke van de volgende redenen is of zijn juist om het gebied te begrazen?
A
door begrazing groeien er minder grote planten. Hierdoor is er meer zonlicht voor kleinere plantensoorten
B
door begrazing krijgen andere plantensoorten meer kans omdat er minder concurrentie is
C
door begrazing blijft het gebied behouden waardoor het als recreatiegebied kan worden gebruikt

Slide 6 - Quiz

Wat is het verschil tussen primaire en secundaire successie?
A
Bij primaire successie zijn alleen producenten betrokken, de consumenten verschijnen pas bij secundaire successie
B
Primaire successie start op kale rots, secundaire successie start met vruchtbare grond
C
Primaire successie gaat door gebrek aan concurrenten veel sneller dan secundaire successie
D
Primaire successie verloopt ongestoord, secundaire successie kent een sub-climax als eindstadium

Slide 7 - Quiz

Pioneersecosysteem
Climaxecosysteem
Sterk wisselende bodem
Kleine diversiteit aan soorten organismen
Een eenvoudig voedselweb
De productie is gelijk aan de afbraak
De kringlopen zijn gesloten
Vegetatie bestaat uit meerdere lagen
Meerjarige planten en 1 jarige planten
Een geringe Biomassa
Grote diversiteit aan organismen

Slide 8 - Drag question

Laagveenplas - oefenvragen
In een laagveenplas kamt men met gering doorzicht, gebrek aan ondergedoken waterplanten en  een gering aantal vissoorten. Het geringe doorzicht ontstaat door opgewerveld slib en algen. Dat slib wervelt op door de wind en door wroetende brasems (een vissoort). Doordat de brasem veel watervlooien eet, neemt ook de algengroei toe. Dat het water in deze laagveengebieden ooit troebel is geworden,  heeft te maken met door de mens veroorzaakte eutrofiëring van het water.

deze vragen komen eraan:
1. Wat is een omschrijving van het begrip 'eutrofiëring'?
2. Hoe kan eutrofiëring leiden tot vermindering van het doorzicht?

Slide 9 - Slide

Wat is een omschrijving van eutrofiëring?
A
het voedselrijker worden van het grondwater
B
het voedselarmer worden van het grondwater
C
het voedselrijker worden van het oppervlakte water
D
het voedselarmer worden van het oppervlakte water

Slide 10 - Quiz

Hoe kan eutrofiëring leiden tot vermindering van het doorzicht?
A
er ontstaat meer slib
B
er ontstaat algenbloei
C
de mineralen maken het water troebel
D
er komen met waterplanten bij

Slide 11 - Quiz

antwoorden laagveenplas
1. Eutrofiëring (of vermesting) betekent letterlijk 'goede voeding'. In de biologie spreken we van eutrofiëring als er een teveel aan voedingsstoffen aanwezig is. Meestal treedt dit in water op, als gevolg van uitspoeling van (kunst)mest. Via het grondwater kan het dan ook in het oppervlakte water terecht komen. Het gevolg is o.a. overmatige algengroei.

2. Door eutrofiëring neemt de algengroei toe (en vermindert het doorzicht) (1p)

Slide 12 - Slide

Broeikaseffect
Versterkte broeikaseffect
Het blijft even warm op aarde
Het wordt warmer op aarde
De zeespiegel blijft gelijk
De zeespiegel stijgt en zorgt voor overstromingen
Er blijft genoeg ijs voor de dieren op de polen
Het ijs op de polen smelt en ijsberen en pinguïns sterven uit

Slide 13 - Drag question

Welke van de volgende verschijnselen zijn de oorzaak van het versterkte broeikaseffect? Let op: meerdere antwoorden zijn juist. 
De hoeveelheid koolstofdioxide in de lucht stijgt.
Het waterpeil van de Noordzee is gestegen.
In Nederland regent het steeds vaker.
Steeds meer mensen op aarde gebruiken energie.
1
2
4
3

Slide 14 - Drag question