H5.2 Chromosomen en genen

1 / 12
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo lwoo, kLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat ga je leren?
 - Je kunt beschrijven hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.
- Je kunt benoemen dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen.

Slide 2 - Slide

Ieder mens heeft duizenden erfelijke eigenschappen. De informatie hiervoor is opgeslagen in 46 chromosomen. Van elk chromosoom heb je er twee.

Slide 3 - Slide

Paren
Een cel van een mens bevat 46 chromosomen. Die chromosomen komen voor in paren. Een mens heeft 23 paren chromosomen in een celkern. Dit geldt voor alle lichaamscellen.
De twee chromosomen van een paar zijn aan elkaar gelijk. Ze bevatten ook de informatie voor dezelfde erfelijke eigenschappen.

Slide 4 - Slide

Paren

twee chromosomen die bestaan uit dezelfde genen vormen een paar

Slide 5 - Slide

Geslachtcellen
Eicellen en zaadcellen zijn geslachtscellen. In de kernen van geslachtscellen komen de chromosomen niet in paren voor maar enkelvoudig. Een geslachtscel van een mens bevat geen 46 chromosomen, maar de helft daarvan (23).

Slide 6 - Slide

Celdeling
Geslachtscellen ontstaan door een speciale celdeling. Elke geslachtscel krijgt één chromosoom van elk paar.

Slide 7 - Slide

Bevruchting
Bij bevruchting versmelten de kern van een eicel en de kern van een zaadcel.  
De kern van de zaadcel bevat 23 chromosomen van de vader. De kern van de eicel bevat 23 chromosomen van de moeder. De kern van de bevruchte eicel bevat weer 46 chromosomen. Van elk chromosomenpaar is één chromosoom afkomstig van de vader en één van de moeder.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Geslacht
Bij het 23e chromosomenpaar van afbeelding 1 
staat geen nummer maar ‘XX’. Dit zijn de 
geslachtschromosomen. 
Een vrouw heeft twee X-chromosomen (XX). 
Bij een man zijn de geslachtschromosomen 
verschillend. Een man heeft een X- en een
 Y-chromosoom. (XY)

Slide 10 - Slide

Geslacht
Het geslachtschromosoom in een eicel is altijd een X. Het geslachtschromosoom in een zaadcel kan een X zijn of een Y. Bij de bevruchting ontstaat dus een chromosomenpaar XX of een chromosomenpaar XY. 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide