Woordraadstrategieën herhalen en tegenstelling zoeken

Woordraadstrategieën
- Synoniem 
- Een omschrijving zoeken
- Een voorbeeld zoeken
Een tegenstelling zoeken
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woordraadstrategieën
- Synoniem 
- Een omschrijving zoeken
- Een voorbeeld zoeken
Een tegenstelling zoeken

Slide 1 - Slide

Opmerkingen
- Wat wil de vraag van mij? 
- Leg antwoord uit
- 'In de tekst'
- Sla geen opdrachten over

Slide 2 - Slide

Wat is een anekdote?
A
De conclusie
B
De kern van de tekst
C
Verhaal/ voorbeeld om de tekst te beginnen
D
De inleiding

Slide 3 - Quiz

Geef aan wat waar is.
A
De inleiding is altijd één alinea
B
Deelonderwerpen staan in het middenstuk
C
Bij nieuwsberichten is erg vaak geen slot
D
De inleiding is altijd een samenvatting

Slide 4 - Quiz

Leerdoel
- Aan het einde van de les kan je de woordraadstrategie een tegenstelling zoeken gebruiken
- Aan het einde van de les ken je de betekenis van een aantal uitdrukkingen

Slide 5 - Slide

Wat is een synoniem?
A
Voorbeeld
B
Tegenovergestelde van een woord
C
Hetzelfde woord met een andere betekenis
D
Ander woord met zelfde betekenis

Slide 6 - Quiz

Zo zoek je omschrijvingen

- tussen haakjes of komma's
- In de volgende zin
- In de vorige zin
"Sommige popmuzikanten krijgen veel post van bewonderaars. Meestal beantwoorden ze hun fanmail niet zelf."

Slide 7 - Slide

Vaak verschijnt een (filmeditie), een uitgave van een boek met foto's uit een daarnaar gemaakte film, nadat een boek verfilmd is.
A
boek
B
film
C
een uitgave van een boek met foto's uit een daarnaar gemaakte film

Slide 8 - Quiz

Zo zoek je een voorbeeld
- bijvoorbeeld tussen haakjes, komma's of streepjes.
- Na woorden zoals: zoals, als, bijvoorbeeld, een voorbeeld van
- Na een dubbele punt

Slide 9 - Slide

Ik speel meerdere snaarinstrumenten: de viool, de ukelele en de gitaar. Ik heb daarmee heel veel plezier en lol.
A
plezier
B
plezier en lol
C
lol
D
viool, ukelele en gitaar

Slide 10 - Quiz

Een tegenstelling
'Toms ouders sliepen in een riante caravan, maar hij lag zelf in een klein tentje.'

Slide 11 - Slide

Signaalwoorden
Signaal woorden geven een signaal/ verband af
Bijvoorbeeld tegenstelling

Slide 12 - Slide

Welke woorden die een tegenstelling aanduiden kennen jullie?

Slide 13 - Mind map

Tegenstelling singaalwoorden: 
- maar                                                   - hoewel
- anderzijds                                        - aan de andere kant 
- daarentegen
- echter
- evenwel

Slide 14 - Slide

Klik degene aan die alleen een tegenstelling aangeeft.
A
Bijvoorbeeld, echter, omdat
B
Daarentegen, echter, maar
C
Doordat, omdat, zodra
D
Nu, hoewel, ook

Slide 15 - Quiz

'Overdag is het bloedheet in een woestijn, maar in de nacht is het ijskoud.' Wat is de tegenstelling
A
overdag - woestijn
B
nacht - bloedheet
C
nacht - overdag
D
bloedheet - ijskoud

Slide 16 - Quiz

Benoem het signaalwoord: Gisteren wilde ik in de tuin zitten, maar helaas moest ik binnen huiswerk maken.
A
maar
B
helaas
C
gisteren
D
binnen

Slide 17 - Quiz

Benoem elkaars tegengestelde: Max Verstappen is de beste coureur, maar Lionel Messi is de beste voetballer.
A
Max - Lionel
B
Verstappen - Messi
C
is - maar
D
coureur - voetballer

Slide 18 - Quiz

Opdracht 6
Versterkte woorden en hun tegenstellingen
(ze staan bij opdracht 3)

Slide 19 - Slide

Noem de goede versterking en tegenstelling:
een ...hete zomer

A
snikheet - ijskoud
B
ziekhete - kapotkoude
C
moeilijkhete- moeilijkkoude

Slide 20 - Quiz

Noem de goede versterking en tegenstelling:
Een ...witte blouse
A
Sjiekwitte - donkerzwarte
B
Spierwitte - gitzwarte
C
peperwitte - megazwarte

Slide 21 - Quiz

Noem de goede versterking en tegenstelling:
een ...zware koffer
A
moeilijkzwaar- kapotlicht
B
hevigzwaar - bijzonderlicht
C
ijzerzwaar - vederlicht
D
loodzwaar - vederlicht

Slide 22 - Quiz

Noem de goede versterking en tegenstelling:
een ...levende muis
A
springlevend - morsdood
B
huppellevend - snikdood
C
springlevend - slagdood
D
springlevend - slootdood

Slide 23 - Quiz