Economisch bekeken - H1.3. Getallen op een rij - K

1.3. Getallen op een rij
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

1.3. Getallen op een rij

Slide 1 - Slide

Terugblik

Slide 2 - Slide

  • Ik weet dat ik inkomen alleen kan vergelijken als ze over dezelfde periode
      gaan.
  • Ik weet hoe ik een inkomen van een maand naar een jaar moet
      omrekenen.
  • Ik weet hoe ik een inkomen van een week naar een jaar moet omrekenen.
  • Ik weet hoe ik een inkomen van een maand naar een week moet
      omrekenen.
  • Ik weet hoe ik een inkomen van een week naar een maand moet
      omrekenen.
Paragraaf 1.2 Inkomsten omrekenen

Slide 3 - Slide

ANTWOORDEN TOEPASSINGSVRAGEN H1.2
6.      A. Zakgeld per week is niet hetzelfde als zakgeld per maand. De
                periode verschilt waarover zij hun zakgeld krijgen.
          B. Ze kunnen beiden hun zakgeld omrekenen naar een jaarbedrag.

7.      A.
€ 17,50 per maand en € 6,50 per week
         B. Je kunt alleen dezelfde soort inkomsten vergelijken. Dat is het
               zakgeld zonder kleedgeld.
         C. Noah krijgt het meeste zakgeld, want Dilara krijgt 12 × € 17,50 =                 € 210,- per jaar en Noah krijgt 52 × € 6,50 = € 338,- per jaar.




Slide 4 - Slide

ANTWOORDEN TOEPASSINGSVRAGEN H1.2
8.      Merel: € 27,30 x 12 maanden / 52 weken = € 6,30 per week
          Naomi: € 18,20 x 12 maanden / 52 weken = € 4,20 per week
          Ymkje: € 24,05 x 12 maanden / 52 weken = € 5,55 per week
          Barbara: € 4,65 x 52 weken / 12 maanden = € 20,15 per maand
          Daphne: € 5,25 x 52 weken / 12 maanden = € 22,75 per maand
          Shania: € 5,85 x 52 weken / 12 maanden = = € 25,35 per maand

9.      A.
€ 32,- per maand x 12 maanden = € 384,- per jaar
         B.
€ 384,- - € 312,- = € 72,- meer dan vorig jaar

Slide 5 - Slide

ANTWOORDEN TOEPASSINGSVRAGEN H1.2
10.      A. € 3,99 + € 7,50 = € 11,49 per week
            B. De inkomsten in natura zijn hoger. Die bedragen zijn € 11,49 ×
                  52 : 12 = € 49,79 per maand en haar zakgeld is € 29,25 per
                  maand.
            C. Loon: € 95 × 12 : 52 = € 21,92 per week
                  Vrij te besteden: € 21,92 – € 7,50 – € 3,99 = € 10,43

Slide 6 - Slide


11.   A.
Zie afbeelding
         B. Justin heeft € 1.200,- aan
               kleedgeld nodig.
         C. Dat is € 600,- per jaar.
         D. Per maand heeft Justin
              € 600,- / 12 maanden =
              € 50,- per maand nodig.
ANTWOORDEN TOEPASSINGSVRAGEN H1.2

Slide 7 - Slide

ANTWOORDEN TOEPASSINGSVRAGEN H1.2
12.   A. € 4,80 x 5 uren x 4 dagen = € 96,- per week
         B. € 96,- per week x 52 weken = € 4.992,- per jaar
               € 4.992,- : 12 × 3 maanden = € 1.248,-

Slide 8 - Slide

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
  • uitleggen wat een tabel is.
  • een tabel maken.
  • gegevens opzoeken in een tabel.
Wat gaan we leren?

Slide 9 - Slide

  • Tabel is een overzicht van gegevens
      (getallen) in kolommen en rijen.
  • Bij een rij gaat het om de horizontale
      hokjes van links naar rechts.
  • Bij een kolom gaat het om de verticale
      hokjes van boven naar beneden.
  • Het is erg belangrijk om de tabel goed te
      lezen, denk aan de titel en eventuele
      toelichting!



Wat is een tabel?

Slide 10 - Slide

Tabel: Daglonen medewerkers in euro's
Rij
Kolom
Titel
Toelichting

Slide 11 - Slide

OPDRACHT
timer
10:00
  • Maak de introductievragen (opdracht 1 t/m 5)
     in duo's!
  • Na 10 minuten gaan we de vragen bespreken!




  • Klaar? Dan kun je alvast beginnen met de
     toepassingsvragen. Dan hoef je thuis minder te doen!

Slide 12 - Slide

ANTWOORDEN INTRODUCTIEVRAGEN
1.      A. Hij krijgt datzelfde bedrag aan kleedgeld.
          B. Een tabel

2.      A. Een kolom
          B. Een rij
         C. 15-jarigen krijgen gemiddeld € 65,- kleedgeld.

3.      A. Jeroen krijgt € 65,- — € 40,- = € 25,- per maand minder dan het
               gemiddelde.
          B. Nee, in de toelichting bij de tabel staat dat zij niet zijn meegeteld.


Slide 13 - Slide

ANTWOORDEN INTRODUCTIEVRAGEN
4.      A. 29% van de jongens krijgt kleedgeld.
          B. de jongens 60, de meisjes 53

5.      A. € 7,20 : 2 = € 3,60 per uur
           B. 5 dozen × 1,8 = 9 kilo bessen
                € 7,20 : 9 = € 0,80 per kilo





Slide 14 - Slide

Huiswerk voor de volgende les:
  • Maken toepassingsvragen 6 t/m 11 van hoofdstuk 1.3 inkomsten omrekenen op bladzijde 18 en 19

Huiswerk

Slide 15 - Slide

Bedankt en succes vandaag!

Slide 16 - Slide