Ik weet dat ik inkomen alleen kan vergelijken als ze over dezelfde periode gaan.
Ik weet hoe ik een inkomen van een maand naar een jaar moet omrekenen.
Ik weet hoe ik een inkomen van een week naar een jaar moet omrekenen.
Ik weet hoe ik een inkomen van een maand naar een week moet omrekenen.
Ik weet hoe ik een inkomen van een week naar een maand moet omrekenen.
Paragraaf 1.2 Inkomsten omrekenen
Slide 3 - Slide
ANTWOORDEN TOEPASSINGSVRAGEN H1.2
6. A. Zakgeld per week is niet hetzelfde als zakgeld per maand. De periode verschilt waarover zij hun zakgeld krijgen. B. Ze kunnen beiden hun zakgeld omrekenen naar een jaarbedrag. 7. A. € 17,50 per maand en € 6,50 per week B. Je kunt alleen dezelfde soort inkomsten vergelijken. Dat is het zakgeld zonder kleedgeld.
C. Noah krijgt het meeste zakgeld, want Dilara krijgt 12 × € 17,50 = € 210,- per jaar en Noah krijgt 52 × € 6,50 = € 338,- per jaar.
Slide 4 - Slide
ANTWOORDEN TOEPASSINGSVRAGEN H1.2
8. Merel: € 27,30 x 12 maanden / 52 weken = € 6,30 per week Naomi: € 18,20 x 12 maanden / 52 weken = € 4,20 per week Ymkje: € 24,05 x 12 maanden / 52 weken = € 5,55 per week Barbara: € 4,65 x 52 weken / 12 maanden = € 20,15 per maand Daphne: € 5,25 x 52 weken / 12 maanden = € 22,75 per maand Shania: € 5,85 x 52 weken / 12 maanden = = € 25,35 per maand
9. A. € 32,- per maand x 12 maanden = € 384,- per jaar B. € 384,- - € 312,- = € 72,- meer dan vorig jaar
Slide 5 - Slide
ANTWOORDEN TOEPASSINGSVRAGEN H1.2
10. A. € 3,99 + € 7,50 = € 11,49 per week B. De inkomsten in natura zijn hoger. Die bedragen zijn € 11,49 × 52 : 12 = € 49,79 per maand en haar zakgeld is € 29,25 per maand.
C. Loon: € 95 × 12 : 52 = € 21,92 per week Vrij te besteden: € 21,92 – € 7,50 – € 3,99 = € 10,43
Slide 6 - Slide
11. A. Zie afbeelding B. Justin heeft € 1.200,- aan kleedgeld nodig. C. Dat is € 600,- per jaar. D. Per maand heeft Justin € 600,- / 12 maanden = € 50,- per maand nodig.
ANTWOORDEN TOEPASSINGSVRAGEN H1.2
Slide 7 - Slide
ANTWOORDEN TOEPASSINGSVRAGEN H1.2
12. A. € 4,80 x 5 uren x 4 dagen = € 96,- per week B. € 96,- per week x 52 weken = € 4.992,- per jaar € 4.992,- : 12 × 3 maanden = € 1.248,-
Slide 8 - Slide
Aan het eind van deze paragraaf kun je:
uitleggen wat een tabel is.
een tabel maken.
gegevens opzoeken in een tabel.
Wat gaan we leren?
Slide 9 - Slide
Tabel is een overzicht van gegevens (getallen) in kolommen en rijen.
Bij een rij gaat het om de horizontale hokjes van links naar rechts.
Bij een kolom gaat het om de verticale hokjes van boven naar beneden.
Het is erg belangrijk om de tabel goed te lezen, denk aan de titel en eventuele toelichting!
Wat is een tabel?
Slide 10 - Slide
Tabel: Daglonen medewerkers in euro's
Rij
Kolom
Titel
Toelichting
Slide 11 - Slide
OPDRACHT
timer
10:00
Maak de introductievragen (opdracht 1 t/m 5) in duo's!
Na 10 minuten gaan we de vragen bespreken!
Klaar? Dan kun je alvast beginnen met de toepassingsvragen. Dan hoef je thuis minder te doen!
Slide 12 - Slide
ANTWOORDEN INTRODUCTIEVRAGEN
1. A. Hij krijgt datzelfde bedrag aan kleedgeld. B. Een tabel
2. A. Een kolom B. Een rij C. 15-jarigen krijgen gemiddeld € 65,- kleedgeld.
3. A. Jeroen krijgt € 65,- — € 40,- = € 25,- per maand minder dan het gemiddelde. B. Nee, in de toelichting bij de tabel staat dat zij niet zijn meegeteld.
Slide 13 - Slide
ANTWOORDEN INTRODUCTIEVRAGEN
4. A. 29% van de jongens krijgt kleedgeld. B. de jongens 60, de meisjes 53
5. A. € 7,20 : 2 = € 3,60 per uur B. 5 dozen × 1,8 = 9 kilo bessen € 7,20 : 9 = € 0,80 per kilo
Slide 14 - Slide
Huiswerk voor de volgende les:
Maken toepassingsvragen 6 t/m 11 van hoofdstuk 1.3 inkomsten omrekenen op bladzijde 18 en 19