20211208 VEPL421AH niveau 4 leerjaar 1 Lezen & luisteren - opbouw & tekstverbanden

Nederlands
VEPL421AH
08 december 2021
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands
VEPL421AH
08 december 2021

Slide 1 - Slide

Terugblik op: Hoofdonderwerp en hoofdgedachte
7.2.1 Hoofdonderwerp (pagina 162)
Het hoofdonderwerp geef je met een of enkele woorden (dus geen volledige zin) weer. Vaak noemt de titel van een tekst het hoofdonderwerp al. Je vindt het hoofdonderwerp vaak ook in de lead (het dik gedrukte stukje tekst aan het begin van een artikel).

7.2.2 Hoofdgedachte (pagina 162)
De hoofdgedachte van een tekst van de boodschap van de schrijver in een zin samen. De hoofdgedachte is dus het antwoord op de vraag: wat wil de schrijver met deze tekst zeggen?

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
  • Lezen: opbouw & tekstverbanden

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Opbouw

Slide 5 - Slide

Wat is de juiste volgorde van deze tekst?

Slide 6 - Slide

Wat is de juiste volgorde van de tekst?
A
A-B-C-D
B
B-C-D-A
C
D-A-C-B
D
C-D-A-B

Slide 7 - Quiz

Opbouw 
Context: (pagina 136) De context van een tekst betekend de omgeving van de tekst. De context is medebepalend voor de betekenis van een tekst.

Inleiding: (pagina 137) Dit stuk tekst leidt het verhaal letterlijk in. De inleiding introduceert het onderwerp. De aandacht te trekken van de lezer. Een inleiding: beschrijving van het onderwerp, samenvatting, vragenreeks, situatieschets, aanleiding, voorbeeld, anekdote. 

Slide 8 - Slide

In welk deel van de tekst maak je kennis met het onderwerp?
A
Inleiding
B
Middenstuk
C
Slot

Slide 9 - Quiz

Opbouw 
Middendeel: (pagina 138) In dit deel van de tekst gaat de schrijver dieper in op het onderwerp. De informatie over het onderwerp wordt in deelonderwerpen uitgewerkt. 

Slot: (pagina 138) Met het slot sluit de schrijver de tekst af. Net als de inleiding bestaat het slot meestal uit een alinea. Een slot: samenvatting, conclusie, oplossing, aansporing, open eind.

Slide 10 - Slide

Wat is een deelonderwerp?
A
Verschillende dingen die over het onderwerp verteld worden.
B
Als er 2 onderwerpen in een tekst zitten.
C
Als de tekst niet echt een onderwerp heeft.
D
Een ander woord voor onderwerp.

Slide 11 - Quiz

Waar vind je de deelonderwerpen in een tekst?
A
Inleiding
B
Middenstuk
C
Slot

Slide 12 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van een tekstindeling?
A
Inleiding, middenstuk met tussenkopjes, slot
B
Inleiding, slot, middenstuk
C
Inleiding, middenstuk met eventueel tussenkopjes, slot
D
Titel, inleiding, middenstuk met eventueel tussenkopjes, slot

Slide 13 - Quiz

Inleiding
Middenstuk
Slot
Dit deel is opgedeeld in alinea's 
Het onderwerp wordt benoemd
De lezer wordt nieuwsgierig gemaakt
Aandachttrekker: er wordt bijv. een vraag gesteld of een probleem besproken.
Een samenvatting van de tekst
Er wordt bijv. een vraag beantwoord of een oplossing bij een probleem besproken.
De tekst wordt stap voor stap uitgewerkt

Een conclusie 

Slide 14 - Drag question

Zelfwerktijd: Lezen & luisteren - opbouw 1v3
                                                                     VIA Werkboek 3F:                                                            VIA Handboek:
                                   
Opbouw:                                                  Opdracht 9 op pagina 17.                                            pagina 137-138.
Opbouw:                                                  Opdracht 10 op pagina 18.                                         pagina 137-138.

    19-01-2022: TOETS: LEZEN EN LUISTEREN
 

                          
              








Slide 15 - Slide

Tekstverbanden

Slide 16 - Slide

Tekstverbanden, signaalwoorden en kernzin
Tekstverband:  (pagina 146). Een tekst heeft structuur nodig om begrijpelijk en leesbaar te zijn. De volgorde van en de verbanden tussen de alinea's zijn daarbij heel belangrijk.

Signaalwoorden: (pagina 146). De signaalwoorden geven de lezer een teken, een signaal: tussen deze alinea's, zinnen of delen van zinnen bestaat een bepaald verband. Het signaalwoord helpt je om dat verband te herkennen.

Kernzin: (pagina 160). Dit is de zin in een alinea die het belangrijkste is. De andere zinnen staan in dienst van deze zin. Om een goede samenvatting te kunnen maken, moet je weten wat de kernzin van een alinea is. Meestal is de kernzin de eerste of de laatste zin van de alinea.

Slide 17 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden (pagina 146-150)
1. Tekstverband: Opsomming: er worden gelijksoortige dingen na elkaar benoemd.
Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, ten slotte, om te beginnen, bovendien, dan, daarna, daarnaast, eerst...dan, verder, niet alleen...maar ook, noch...noch, ook, tevens, toen, vervolgens, zowel...als.

2. Tekstverband: Toelichting, uitleg: er wordt een toelichting of uitleg gegeven. 
Signaalwoorden: dat betekend, dat houd in, dat wil zeggen, met andere woorden, op deze wijze/manier. 

3. Tekstverband: Tegenstelling: er worden twee of meerdere tegenovergestelde zaken of meningen genoemd.
Signaalwoorden: (al)hoewel, anders dan, daarentegen, daar staat tegenover dat, (desal) niettemin, doch, echter, enerzijds...anderzijds, in plaats van, in tegenstelling tot, integendeel, maar, of, ofschoon, toch, terwijl, weliswaar.

4. Tekstverband: Reden, verklaring: de schrijver legt een oorzaak van een verschijnsel of gebeurtenis uit.
Signaalwoorden: aangezien, daarom, immers, namelijk, omdat, want. 

Slide 18 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden (pagina 146-150)
5. Tekstverband: oorzaak - gevolg: er is iets gebeurd (oorzaak) wat er voor heeft gezorgd dat er iets anders gebeurde (gevolg). 
Signaalwoorden: aangezet door, daardoor, door, doordat, dus, gestimuleerd/geïnspireerd door, hierdoor, met als gevolg, naar aanleiding van, op het idee gebracht door, vanwege, wegens, zodoende.

6. Tekstverband: doel - middel: er worden in alinea's een doel en een middel om dat doel te bereiken benoemd.
Signaalwoorden: daartoe, door middel van, met als doel om, met behulp van, met het oog op, om, via, waarmee. 

7. Tekstverband: voorbeeld, bewijs: de schrijver geeft extra kracht aan wat hij vlak daarvoor gesteld heeft.
Signaalwoorden: als/ter illustratie, bijvoorbeeld, dat is het geval bij, denk maar aan, een voorbeeld daarvan is, kijk maar naar, zo, zoals. 

8. Tekstverband: voorwaarde: er wordt genoemd wat de voorwaarde is voor wat ervoor of erna wordt voorgesteld.
Signaalwoorden: aangenomen dat...dan, als, indien, in het geval dat, mits, op voorwaarde dat, stel dat...dan, tenzij, wanneer.

Slide 19 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden (pagina 146-150)
9. Tekstverband: Vergelijking: er worden twee of meer zaken met elkaar vergeleken. 
Signaalwoorden: als, dan, doet denken aan, evenals, net als, vergeleken met, zoals, zo...als.

10. Tekstverband: Samenvatting, conclusie: de schrijver herhaalt in het kort de hoofdpunten uit een tekst. 
Signaalwoorden: alles bij elkaar genomen, al met al, concluderend, dan ook, de slotsom is, dus, kortom, om kort te gaan, samenvattend.  

Slide 20 - Slide

Zelfwerktijd: Lezen & luisteren - tekstverbanden 2v3 
                                                                     VIA Werkboek 3F:                                                            VIA Handboek:

Tekstverbanden:                                  Opdracht 11 op pagina 20.                                         pagina 146-150.
Tekstverbanden:                                  Opdracht 12 op pagina 20.                                         -                    
Tekstverbanden:                                  Opdracht 13 op pagina 21.                                          -

    19-01-2022: TOETS: LEZEN EN LUISTEREN
 

                          
              








Slide 21 - Slide

Zelfwerktijd: Lezen & luisteren - teksten 3v3
                                                                                                 

                                    Studiemeter: VIA Starttaal Online > 3F > Tekst 5
                                    Studiemeter: VIA Starttaal Online > 3F > Tekst 6 
               
                                     
                                         19-01-2022: TOETS: LEZEN EN LUISTEREN

 

                          
              








Slide 22 - Slide

planning
  1. Toets 1: werkstuk
  2. Toets 2: LEZEN EN LUISTEREN: woensdag 19-01-2022
  3. Toets 3: WOORDENSCHAT/SPREEKWOORDEN/UITDRUKKINGEN 
  4. Toets 4: PRESENTATIES

Slide 23 - Slide

Terugblik
  • Lezen: opbouw & tekstverbanden

Slide 24 - Slide