Le verbe 'savoir'

B O N J O U R
LE VERBE SAVOIR
1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

B O N J O U R
LE VERBE SAVOIR

Slide 1 - Slide

Aan het einde van de les...
... weet ik wat het werkwoord savoir betekent.
... kan ik dit werkwoord al een beetje vervoegen.
... ken ik de regels voor de drie verschillende tijden.

Slide 2 - Slide

  Zet de vervoegingen van het werkwoord 'savoir' in de goede volgorde.
savoir
il, elle, on sait
nous savons
tu sais
vous savez
ils savent
je sais

Slide 3 - Drag question

Tu sais conjuger le verbe 'savoir'?
Schrijf de zinnen over en zet de vertaling erbij. 

-Je sais que ton nom est Jules.
-Il savait que j'ai 32 ans.
-Nous avons su le titre de ce film.
-Elles savent bien jouer au foot!
-Vous n'avez pas su qu'il est prof de français?

Slide 4 - Slide

Corriger
- Ik weet dat je naam Jules is.
- Hij wist dat ik 32 jaar ben.
- Wij hebben de titel van de film geweten. (we wisten)
- Zij kunnen goed voetballen.
- Hebben jullie niet geweten dat hij docent Frans is? (jullie wisten)

Slide 5 - Slide

Après les phrases...
Quelle est la traduction du verbe 'savoir'?
A
weten
B
hebben
C
kunnen
D
zien

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Passé Composé:
hulp ww avoir + vtdw
Imparfait:
nous-vorm -ONS + uitgangen

Slide 8 - Slide

Tu ... quelle est la capitale de la France?
A
sait
B
sais
C
savons
D
savent

Slide 9 - Quiz

Nous ne ... pas que tu as un frère.
A
savez
B
savent
C
sait
D
savons

Slide 10 - Quiz

Elles ... que leur mère aime des bonbons.
A
sait
B
sais
C
savons
D
savent

Slide 11 - Quiz

Je/J' ... que Bart avait une nouvelle voiture.
A
ai savoiré
B
ai su
C
as su
D
ai sue

Slide 12 - Quiz

Elles ... que j'aimais cette robe.
A
savaient
B
savait
C
savais
D
savions

Slide 13 - Quiz

Il (savoir - imparfait) tous les mots du test!

Slide 14 - Open question

Nous (savoir - passé composé) sa couleur préférée.

Slide 15 - Open question

On (savoir - imparfait) que c'était un joueur de basket connu.

Slide 16 - Open question

Comment est-ce que vous (savoir - passé composé) ça?

Slide 17 - Open question

Au travail!
Learnbeat 2.3 A + B
Daarna: 2.9 H grammaire | oefenen op 3 manieren (kaartjes, meerkeuze en open vragen, Frans > Nederlands)

Slide 18 - Slide

Aan het einde van de les...
... weet ik wat het werkwoord savoir betekent.
... kan ik dit werkwoord al een beetje vervoegen.
... ken ik de regels voor de drie verschillende tijden.

Slide 19 - Slide

Noteer alle 6 vormen van
savoir in de tegenwoordige tijd.

Slide 20 - Mind map

Noteer de regel voor
het maken van de imparfait.

Slide 21 - Mind map

Traduisez la phrase:
Papa sait jouer au foot (voetballen)!

Slide 22 - Open question

Op een schaal van 0-10:
hoe goed beheers je dit werkwoord? Noteer alleen een cijfer.

Slide 23 - Mind map