e/i- en a/ä-Wechsel

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t, mavo, havo
• Leerjaar 3

e/i - Wechsel

a/ä-Wechsel

Doelen:

• Je weet wat een sterk werkwoord is
• Je kunt  st. ww met -e of -a in de stam vervoegen in het Präsens

Doelen:

de regels omtrent e/i- en a/ä-Wechsel kunnen en kennen:

bij: du, er, es, sie

lange klank, dan wordt e > ie     bijv. sehen, du siehst

korte klank, dan wordt e > i     bijv. treffen, er trifft

verder weet je dat ze net zo gaan als regelmatige werkwoorden

Wat zijn kenmerken van een sterk werkwoord?

1. klinkerverandering verleden tijd + volt.dw. op -et
2. geen klinkerverandering verleden tijd + volt. dw. op -en
3. klinkerverandering verleden tijd + volt. dw. op -en
4. geen klinkerverandering verleden tijd + volt.dw. op -et

ich

du

er/ sie/ es

wir

ihr

Sie/ sie

mach

mach

mach

mach

mach

mach

Hoe zat het ook alweer?

e

st

t

en

en

t

Ich treffe sie heute nicht. Vielleicht _______ du sie?

Ich sehe das Schiff nicht mehr? __________ du es noch?

Ich nehme ein Stück Torte. Was ___________ sie (ev)?

Ich helfe ihr immer montags. Wann __________ er ihr?

Du __________ (vergessen) doch nicht meinen Geburtstag?

Du __________ (fahren) viel zu schnell!

Ich __________ (gehen) morgen nicht mit in die Stadt.

Peter __________ (geben) immer die falsche Antwort.

Mein Freund __________ (laufen) in nur 15 Sekunden den 100 Meter.

Der Diktator (versprechen) __________ seinem Volk mehr Freiheit.

Ich finde, dass Petra schlecht
(aussehen) __________ .

(machen) __________ du deine Hausaufgaben aallein oder zusammen?

Wat klopt niet? Vergesst du deine Tasche nicht?

Wat klopt niet? Ich liese die Zeitung später.

Wat klopt niet? Kannst du mir hilfen?

Wat klopt niet? Nehmst du bitte die Tasse mit?

Evaluatie
Wat ging deze les ( minder) goed?