Les 9 Levensboek

Communicator & Organisator
(CO)

Basisfase
Semester 1
1-1.2 Lesopdracht: Levensboek
1 / 17
next
Slide 1: Slide
ZPMBOStudiejaar 1

This lesson contains 17 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Communicator & Organisator
(CO)

Basisfase
Semester 1
1-1.2 Lesopdracht: Levensboek

Slide 1 - Slide

Tijdlijn
Bedenk hoe je samen met de hoofdpersoon een tijdlijn maakt

Wat zijn de belangrijkste gebeurtenissen?
  • Familie/vrienden 
  • School/werk  
  • Hobby/vrije tijd

Slide 2 - Slide

Stamboom
  • Opa's & oma's
  • Ouders
  • Broers & zussen
  • Kinderen
  • Klein kinderen  

Slide 3 - Slide

Wikipedia hoofdpersoon
Zoek het geboortejaar van de hoofdpersoon op binnen Wikipedia:
  • Muziek nummer 1 hit op/rond je geboorte;
  • Belangrijke gebeurtenissen;
  • Mode/hype's.

Doe dit ook voor het jaar dat de hoofdpersoon jullie leeftijd had.

Slide 4 - Slide

Hoofdthema's & vragen
  • 5 hoofdthema's
  • Ieder thema minimaal 7-10 vragen.

(50 vragen in totaal)

Bedenk deze thema's en vragen met je groepje

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Gesprekstechnieken
Gebruik LSD: Luisteren, Samenvatten, Doorvragen.

Je luistert naar een zorgvrager, je vat zijn boodschap in je eigen woorden samen en je vraagt door als je zaken niet goed begrepen hebt. 


Samenvatten geeft de zorgvrager het idee dat je hem echt hebt gehoord. 




Slide 7 - Slide

Gesprekstechnieken
Neem ANNA mee
Altijd Navragen, Nooit Aannemen. 

Dit betekent dat je niet automatisch moet afgaan op wat jij denkt dat er speelt. Vraag altijd na of je aannames kloppen. 

Begrijp ik goed dat....?
Klopt het dat....?



Slide 8 - Slide

Stiltes laten vallen

Stiltes in gesprekken: je hebt het liever niet. 
Ze voelen ongemakkelijk, je wilt het liefst meteen reageren. 
Maar stiltes in een gesprek kunnen heel nuttig zijn. 
Stiltes:
  • brengen rust in het gesprek. 
  • geven de ander de tijd om na te denken.
  • geven je uiteindelijk meer informatie. 
  • geven jouzelf de kans om even na te denken en te observeren.






Slide 9 - Slide

LSD uitgelicht: 

Doorvragen is een onderdeel van de gesprekstechniek LSD.
Niet altijd even makkelijk, maar goede vragen geven je de informatie die je wilt hebben en sturen het gesprek naar het doel dat je met je gesprek wilt bereiken. 

Er zijn verschillende soorten vragen:
  • open vragen;
  • gesloten vragen of keuzevragen;
  • suggestieve vragen;
  • reflecterende vragen;
  • retorische vragen;
  • gerichte vragen.






Slide 10 - Slide

Open vragen

  • Open vragen werken erg stimulerend. 
  • Een open vraag begint nooit met een werkwoord 
  • Een open vraag begint vaak met wie, welke, hoe, wat, wanneer, waarom, et cetera. 
  • Het is een vraag naar wat iemand ergens van vindt of weet, waarbij het antwoord niet gestuurd wordt. 
  • Meestal krijg je dan ook uitgebreide antwoorden op open vragen en levert zo'n vraag veel informatie op. Nadelen van open vragen zijn dat de antwoorden soms te lang kunnen zijn en dat de zorgvrager van het onderwerp afdwaalt. 

Slide 11 - Slide

Gesloten vragen of keuzevragen

  • Op gesloten vragen of keuzevragen is meestal maar een antwoord mogelijk. 
  • Dit geeft korte en duidelijke antwoorden, maar de vragen zijn erg sturend en de zorgvrager geeft je niet veel informatie. 
  • Deze vragen werken prima als je snel bepaalde informatie nodig hebt. 

Voorbeelden:
  • Was/bent u getrouwd?
  • Heeft u kinderen?
  • Waar bent u opgegroeid?
  • Op welke school heeft u gezeten?

Slide 12 - Slide

Suggestieve vragen

  • Suggestieve vragen leiden de zorgvrager ergens heen. 
  • Het antwoord dat je wilt horen, ligt al verscholen in de vraag. 
  • Met een suggestieve vraag kun je goed manipuleren, maar bij de zorgvrager roept het verzet op en je krijgt zelfs informatie die niet klopt. 

Voorbeelden:

Persoon 1: Niemand heeft mij gevraagd of ik de kleur blauw op de muur van mijn slaapkamer wilde hebben. Misschien wil ik wel oranje omdat ik fan ben van het Nederlands elftal. 
Persoon 2: Dus eigenlijk wilde een oranje muur?

Slide 13 - Slide

Reflecterende vragen

  • Een reflecterende vraag moedigt de zorgvrager aan zich nader te verklaren en na te denken over het onderwerp dat besproken wordt. 
  • Door reflecterende vragen wordt de zorgvrager gestimuleerd zelf na te denken. 
  • Reflecterende vragen worden veel gebruikt in coachende en motiverende gesprekken om de zorgvrager te stimuleren meer zelfstandig te handelen. 

Voorbeelden:

  • Wat heb je zelf al edan om de situatie te verbeteren?
  • Wat zou je nu zelf kunnen doen?
  • Waardoor ging het volgens jou mis in deze situatie?
  • Hoe vond u, terugkijkend op uw jeugd, dat uw ouders om gingen met u?

Slide 14 - Slide

Retorische vragen

  • Een retorische vraag is eigenlijk een mening in vraagvorm. 
  • Zo gezien is het helemaal geen vraag want er wordt eigenlijk geen informatie verwacht. 
  • soms werkt het stimulerend omdat iemand antwoord geeft en verder praat

Voorbeelden:

  • Je wilt toch later goed verdienen?
  • Je belt naar iemand zijn huistelefoon en als deze opneemt zeg je: Oh, je bent thuis?
  • Je komt een bekende in de AH tegen die daar ana het werk is en je vraagt: oh, werk je hier?

Slide 15 - Slide

Gerichte vragen

Een gerichte vraag is een vraag naar feitelijke gegevens. 
Op deze vragen is meestal een kort antwoord gewenst en de zorgvrager zal meestal niet verder uitweiden. 
Deze vraag levert feiten op, maar werkt niet stimulerend.
Komt overeen met gesloten vragen.

Slide 16 - Slide

Hoofdthema's & vragen
  • 5 hoofdthema's
  • Ieder thema minimaal 7-10 vragen.

(50 vragen in totaal)

Bedenk deze thema's en vragen met je groepje

Slide 17 - Slide