Modale werkwoorden verleden tijd

De modale werkwoorden in de
VERLEDEN TIJD
1 / 11
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

De modale werkwoorden in de
VERLEDEN TIJD

Slide 1 - Slide

Lernziel (leerdoel)


1. Je vervoegt de modale werkwoorden in de verleden tijd

Slide 2 - Slide

Maak af:
modale werkwoorden hebben in de verleden tijd nooit_______
A
klankverandering
B
een Umlaut
C
een uitgang
D
alle 3 de voorgaande mogelijkheden.

Slide 3 - Quiz

Wat is geen modaal werkwoord?
A
Dürfen
B
müssen
C
können
D
gehen

Slide 4 - Quiz

Modale werkwoorden( vt )
_____ Sie wie spät es ist?
A
Wüssten
B
Wusste
C
Wussten
D
Wusstest

Slide 5 - Quiz

Modale werkwoorden
können
müssen
wollen
wissen
dürfen
sollen
mogen, toestemming hebben 
weten
kunnen
willen
moeten 
( noodzaak)
moeten (bevel)

Slide 6 - Drag question

Vul verleden tijd in van dürfen
Du.......das Auto hier doch nicht parken?
A
durftest
B
durften
C
durftet
D
durfte

Slide 7 - Quiz

Vul verleden tijd in van können
Ich............dir nicht helfen.
A
konnte
B
konntet
C
konnten
D
konntest

Slide 8 - Quiz

Vul verleden tijd in van wollen
Sie(ev)..............den Termin verschieben.
A
wollten
B
wollte
C
wolltet
D
wolltest

Slide 9 - Quiz

Vul verleden tijd in van wissen
............ihr, wo er gestern war?

Slide 10 - Open question

Vul verleden tijd in van müssen
Sie( =U ).............sofort nach Hause.

Slide 11 - Open question