Tijd en andere maten 1.4 en 1.5

Hoofdstuk 5
geheugen en maten

1 / 22
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 5
geheugen en maten

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Hoe lang is een etmaal?
A
12 uur
B
24 uur
C
48 uur
D
96 uur

Slide 3 - Quiz

1 kwartaal bestaat uit....
A
12 weken
B
4 maanden
C
13 weken
D
3 maanden

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Wat betekent AM en PM?
A
ante en post meridiem
B
After en Post Midday
C
Alternate en Posterior Musculus
D
Geen idee

Slide 6 - Quiz

Analoge en digitale klok
AM = voor de middag
PM= na de middag

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Een geheugenkaart van een camera is 32 GB. Een foto is 40 MB.
Hoeveel foto's passen op de kaart?
A
80
B
800
C
8 000
D
80 000

Slide 10 - Quiz

Mega = ........
A
1 000
B
1 000 000
C
1 000 000 000
D
1 000 000 000 000

Slide 11 - Quiz

Een miljard = .......
A
Kilo
B
Mega
C
Giga
D
Tera

Slide 12 - Quiz

lengte + voorvoegsels
terameter = 1 000 000 000 000 meter
gigameter = 1 000 000 000 meter
megameter = 1 000 000 meter
kilometer = 1 000 meter
hectometer = 100 meter
decameter = 10 meter
meter = 1 meter
etc.

Slide 13 - Slide

Voorvoegsel 
Kilo, mega, giga, tera zijn voorvoegsels. Ze kunnen geplaatst worden voor bijvoorbeeld:
terabyte,    gigabyte,       megabyte,    kilobyte,    byte
terawatt,    gigawatt,       megawatt,    kilowatt,     watt
terapixel,   gigapixel,      megapixel,    kilopixel,     pixel
terahertz,  gigahertz,    megahertz,    kilohertz,   hertz
terabit,        gigabit,         megabit,         kilobit,         bit
terajoule,    gigajoule,    megajoule,    kilojoule,    joule 

Slide 14 - Slide

Even oefenen...
Erik maakt een film op de bruiloft van zijn zus Monique.
Hij wil minstens 14 uur filmen. Per minuut film heeft hij 80 MB nodig. 
Hoeveel GB moet Erik meenemen? Rond af op hele gigabytes.
timer
1:00

Slide 15 - Slide

510 MB = .......GB
A
510 000 GB
B
5 100 GB
C
51 GB
D
0,51 GB

Slide 16 - Quiz

Drie onderdelen
Afstand
Snelheid
Tijd

Slide 17 - Slide

Truus wint de 100 meter met een tijd van 12 seconden, hoeveel kilometer per uur loopt Truus ongeveer?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 18 - Quiz

Truus loopt 100 meter in 12 seconden.
Van 12 seconden naar 60 (12:2 x 10)
Dus 100 meter :12 x 10 = 83,33 meter

Dan 60 seconden = 1 minuut -> x 60 is 60 minuten is een uur.
83,33 meter x 60 = 4999,8 meter is ongeveer 5 km

Slide 19 - Slide

Hoeveel km heeft Kate gelopen?
A
6500
B
6,5
C
1900
D
1,9

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide


Succes!!

Slide 22 - Slide