Schooltaalwoorden

Weet jij wat deze schooltaalwoorden betekenen?
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Weet jij wat deze schooltaalwoorden betekenen?

Slide 1 - Slide

aanreiken
A
iets aangeven
B
beoordelen
C
vaststellen
D
blijvend

Slide 2 - Quiz

consequentie
A
doel
B
realiseren
C
gevolg
D
duidelijk worden

Slide 3 - Quiz

afnemen
A
iets reinigen
B
realiseren
C
beslaan
D
op zijn minst

Slide 4 - Quiz

definitief
A
conclusie
B
blijvend
C
uitwerking
D
voorspoedig

Slide 5 - Quiz

bevatten
A
begrijpen
B
geloven
C
vasthouden
D
inhouden

Slide 6 - Quiz

variëren
A
optreden
B
concluderen
C
verenigen
D
verschillen

Slide 7 - Quiz

vastleggen
A
registreren
B
bouwen
C
werkend maken
D
gebruiken

Slide 8 - Quiz

globaal
A
precies
B
de grootte
C
ruw geschat
D
uitwerking

Slide 9 - Quiz

factor
A
omstandigheid
B
taak
C
tekort
D
sterk

Slide 10 - Quiz

voornaamste
A
eerste
B
voorste
C
de naam dragend
D
belangrijkste

Slide 11 - Quiz

noteren
A
opschrijven
B
noten lezen
C
voeren
D
bevatten

Slide 12 - Quiz

constateren
A
herkennen
B
conclusie trekken
C
contact opnemen
D
vaststellen

Slide 13 - Quiz

geconstrueerd
A
snel in elkaar gezet
B
volgens een logische opbouw
C
met een conclusie
D
diepgaand

Slide 14 - Quiz

interpreteren
A
op een bepaalde manier opvatten
B
innemen
C
omgaan met
D
handeling met een bepaald doel

Slide 15 - Quiz

nagaan
A
volgen
B
nadoen
C
controleren
D
later gaan

Slide 16 - Quiz

opheffen
A
het bestaan beëindigen van iets
B
optillen
C
overtuigen
D
om reden van

Slide 17 - Quiz

waarderen
A
kopen
B
waarnemen
C
op prijs stellen
D
vragen waar iemand is

Slide 18 - Quiz