1hvBWoordsoorten - ZWW en HWW

Welkom!
Pak je leesboek.

Verder vandaag:
Bespreken huiswerk
Afronden paragraaf 4
Start paragraaf 6: zww + hww
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Pak je leesboek.

Verder vandaag:
Bespreken huiswerk
Afronden paragraaf 4
Start paragraaf 6: zww + hww

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat hulpwerkwoorden en zelfstandige werkwoorden zijn.

  • kun je herkennen en uitleggen wat de verschillen zijn tussen een zelfstandig werkwoord en een hulpwerkwoord.

Slide 2 - Slide

Gisteren: vr.vnw en aanw.vnw
  • Vr.vnw: wie, wat, welke, wat voor (een)
  • Aanw.vnw: deze, die, dat, dit, zulk(e), zo'n, dergelijk(e), zelf, hetzelfde, dezelfde

Slide 3 - Slide

Aan de slag
Maak opdracht 4 en 5 op bladzijde 213. We bespreken deze over 8 minuten.
Klaar? Ga even lezen in je leesboek. 
timer
8:00

Slide 4 - Slide

Bespreken huiswerk
Pak je boek en open het op bladzijde 212.

We bespreken opdracht 3. 

Slide 5 - Slide

Start paragraaf 6
Hulpwerkwoorden en zelfstandige werkwoorden

Dit is herhaling van leerjaar 1!

Slide 6 - Slide

Zelfstandig werkwoord
  • Heb je een zin met maar één werkwoord?
  • Dan is het sowieso een zww.

  • Peter fietst naar huis.
  • Lies slaapt nog steeds niet.

  • Het zelfstandig werkwoord vertelt wat er gebeurt!

Slide 7 - Slide

Meerdere werkwoorden in een zin?
  • Peter is naar huis gefietst.
  • Lies heeft nog steeds niet geslapen.

  • Het belangrijkste werkwoord is het zww. Je kunt het niet weglaten.
  • Het andere werkwoord is een hulpwerkwoord.
  • Twee werkwoorden? De pv is dan altijd hww!

Slide 8 - Slide

Meer dan twee werkwoorden?
  • Er is altijd één zww.
  • De rest is dan hww.

  • Frank heeft zijn broer niet weten te vinden.

  • Wat is het belangrijkste werkwoord?

Slide 9 - Slide

In de zin: Frank heeft zijn broer niet weten te vinden...
  • ...is het belangrijkste werkwoord: vinden.

  • Je zou namelijk kunnen zeggen:
  1.  Frank wist zijn broer niet te vinden.
  2. Frank vond zijn broer niet.
Je kunt de zin steeds eenvoudiger maken tot er maar één ww overblijft.

  • heeft en weten zijn dus hulpwerkwoorden.

Slide 10 - Slide

Zww of Hww?
Deze film wordt veel bekeken.
Wordt is een...
A
zww
B
hww

Slide 11 - Quiz

Hij zou graag op straat willen spelen.
Spelen is een....
A
zww
B
hww

Slide 12 - Quiz

Frank vindt zijn broer niet.
Vindt is een....
A
zww
B
hww

Slide 13 - Quiz

Aan de slag!
Zoek opdracht 2 op bladzijde 217

Onderstreep de werkwoorden in de zin en geef aan of het een zww of hww is
Let op! in de opdracht staat ook kww genoemd, dit kun je negeren!

Slide 14 - Slide