Politiek 2, N3

De regering bestaat uit de koning en de ministers
A
Waar
B
Niet waar
1 / 16
next
Slide 1: Quiz
BurgerschapMBOStudiejaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

De regering bestaat uit de koning en de ministers
A
Waar
B
Niet waar

Slide 1 - Quiz

In de Nederlandse regering heeft 1 partij de macht
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quiz

Je hebt stemrecht als je 18 jaar bent
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

De partij met de meeste stemmen mag alleen regeren
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Verkiezingen
Bij verkiezingen worden verschillende politici gekozen. 
Namens ons wetten maken en besluiten nemen
Na de verkiezingen wordt een regering gevormd.  

Slide 5 - Slide

Formatie
Samenstellen van een regering na verkiezingen
Grootste partij start onderhandelingen en
wijst een formateur aan.
Coalitie van partijen.
Partijen met ongeveer dezelfde idealen en ideeën.
Uit de coalitie ministers kiezen
Regering vormen


Slide 6 - Slide

Meerderheid
Minimaal 76 zetels (150 zetels : 2 + 1)
Er wordt een coalitie gemaakt die een meerderheid heeft
Coalitie = samenwerking 
Partijen uit de coalitie steunen elkaar.
Coalitie probeert altijd minimaal 76 stemmen te halen

Slide 7 - Slide

Oppositie
De partijen die niet in de coalitie zitten
Oppositie = weerstand / tegenover
 Samen maximaal 74 zetels
Oppositie probeert invloed uit te oefenen op het regeringsbeleid

Slide 8 - Slide

Regering
Alle ministers + de koning
Ministers benoemd uit deelnemende partijen
Regeringsakkoord
Bordesfoto met de koning

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Kabinet
Het kabinet bestaat uit ministers en staats- secretarissen. 
Een soort onderminister. Deze helpt de minister. 
Het kabinet maakt wetten en voert het overheidsbeleid uit.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

1e en 2e kamer
Controle van de regering
 De Eerste en de Tweede Kamer heten samen een parlement. 
Ze vormen de Staten-Generaal.

Slide 14 - Slide

In de eerste kamer worden wetten gemaakt
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Opdrachten N3
lees blz 167 maak opdracht 11
lees blz 169, maak opdracht 13

Slide 16 - Slide