LESSON 2 - Verb to be + present simple

Lesson 2
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lesson 2

Slide 1 - Slide

M/H =1E
Dave
Anouk
Ferron
Jaylin
Kris
Lieke
Lydia
Quinten
Bodil
Kenzy
Castiel
Hidde
Joanie
Job
Levi
Iiya
Lucas
Raevano
Esmee
Ruben
Evi
Mayan
Lucas
Karen
Dave
Steijn
Fay
Juf Holmes

Slide 2 - Slide

Lesson Goal
I can recall unit 1 words.

I know how to write an English sentence.

I can explain what the 'verb to be is'.



Lesson Plan

Quiz: Flash cards
+
Wider World - Unit 0
+
Lesson Review

Slide 3 - Slide

Hoe schrijf je een zin in het Engels?
 
wie + doet + wat + waar + wanneer

onderwerp (pronoun) + werkwoord zijn (verb to be)

Slide 4 - Slide

WIE = Persoonlijke Voornaamwoorden (subject pronouns)
De persoonlijke voornaamwoorden (personal pronouns) gebruik je om naar iemand of iets te refereren of letterlijk te wijzen

Een persoonlijk voornaamwoord is vaak het onderwerp van een zin.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

DOET = Veb to be (zijn)
Tegenwoordige tijd (present simple) zijn er drie vormen: 


EN
NL
am
ben
is
is
are
zijn

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Workbook: Wild World
Step 1
Wider World - Unit 0
Task 1 + 2 + 3 + 6
Step 2
Wider World - Unit 0.2
Task 5
Step 3
Unit 0.4 - Task 1 + 2 + 3 + 4

Slide 9 - Slide

Lesson Review...

Slide 10 - Slide

Lesson Review - Individual.
Write down in English: 
- The 7 days of the week.
- The 12 months of the year.
- The 4 seasons of the year.
Reflection
- What is your favourite day of the year. Why?
- What is your favourite season? Why.

timer
5:00

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide