This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Primaire geslachtskenmerken
Secundaire geslachtskenmerken
vagina
schaamlippen
penis
balzak
groei lichaamshaar
borstgroei
groei spieren
productie geslachtscellen
Slide 3 - Drag question
Zaadleider
Urineblaas
Zaadblaasje
Prostaat
Zwellichaam
Penis
Bijbal
Zaadbal
Balzak
Urinebuis
Eikel
Voorhuid
Slide 4 - Drag question
Dit deel van het mannelijk geslachtsorgaan produceert de spermacellen.
A
Teelballen
B
Bijballen
C
Zaadblaasjes
D
Zwellichamen
Slide 5 - Quiz
Rond welke dag vindt de ovulatie plaats tijdens de menstruatiecyclus?
A
0
B
4
C
14
D
28
Slide 6 - Quiz
eierstok
baarmoeder
baarmoedermond
eileider
vagina
Slide 7 - Drag question
In welk onderdeel van het vrouwelijk geslachtsorgaan rijpen de eicellen?
A
Eileider
B
Baarmoeder
C
Eierstok
D
Vagina
Slide 8 - Quiz
Hoe heet het vrijkomen van de eicel uit de eierstok?
A
bevruchting
B
ongesteldheid
C
ovulatie
D
vruchtbaarheid
Slide 9 - Quiz
In de zitten de onrijpe in de .
Wanneer de eicel rijp is vindt er een plaats.
De rijpe eicel komt na de ovulatie in de .
De eileider vervoert de naar de .
Tijdens de wordt het baarmoederslijmvlies dikker.
eicelrijping
eicel
eisprong
eierstokken
baarmoeder
eileider
follikels
eicellen
Slide 10 - Drag question
Waar vindt de bevruchting plaats?
A
eierstok
B
eileider
C
baarmoeder
D
vagina
Slide 11 - Quiz
Wat is de functie van de prostaat?
A
Het opslaan van zaadcellen
B
Het toevoegen van vocht aan de zaadcellen
C
Het aanmaken van zaadvloeistof
D
Het produceren van zaadcellen
Slide 12 - Quiz
Welk hormoon regelt bij een vrouw dat ze ongesteld wordt?
A
Oestrogeen
B
Testosteron
C
Groeihormoon
D
Hypofyse hormoon
Slide 13 - Quiz
Baarmoeder
Anus
Baarmoedermond
Vagina
Blaas
Eierstok
Eileider
Endeldarm
Urinebuis
Slide 14 - Drag question
Zet de organen in de juiste volgorde van een zaadlozing.
1
2
3
4
5
6
Prostaat
Zaadleider
Zaadblaasje
Teelbal
Bijbal
Urine-buis
Slide 15 - Drag question
Voorbeelden van betrouwbare voorbehoedsmiddelen zijn?
A
de pil en morning-afterpil
B
de pil en condoom
C
abortus en abortuspil
D
spiraal en periodieke onthouding
Slide 16 - Quiz
Voegt vocht toe aan de zaadcellen en knijpt de urinebuis dicht bij een zaadlozing.
Zaadcellen maken
Via deze buis verlaat sperma de penis
Hier worden de zaadcellen opgeslagen
Hierdoor worden de zaadcellen vervoerd vanaf de bijballen naar de urinebuis
Prostaat
Teelballen
Zaadleider
Urinebuis
Bijballen
Slide 17 - Drag question
Welk voorbehoedsmiddel zien we hier?
A
prikpil
B
hormoonstaafje
C
spiraaltje
D
nuvaring
Slide 18 - Quiz
Wanneer je geslachtsgemeenschap hebt tijdens de menstruatie van de vrouw, kan zij niet zwanger worden.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 19 - Quiz
Waaruit bestaat sperma?
A
Zaadcellen
B
Zaadcellen en vocht uit de prostaat
C
Zaadcellen en vocht uit de zaadblaasjes
D
Zaadcellen en vocht uit prostaat en zaadblaasjes
Slide 20 - Quiz
Rijpen nieuwe eicel
Eisprong
Eicel sterft
Rijpen nieuwe eicel
Menstruatie
Baarmoederslijmvlies wordt dikker
Menstruatie
Slide 21 - Drag question
Na hoeveel weken noemen we het embryo geen embryo meer, maar foetus?
Slide 22 - Open question
Een vrouw heeft zich laten steriliseren. Vinden bij deze vrouw nog menstruatie plaats? En ovulatie?
A
Wel menstruatie en geen ovulatie
B
alleen ovulatie en geen menstruatie
C
zowel menstruatie als ovulatie
D
zowel geen menstruatie als geen ovulatie meer
Slide 23 - Quiz
Een vrouw heeft een regelmatige menstruatiecyclus. Ze is ongesteld geworden en heeft dit op de kalender aangegeven (zie afbeelding).
Op welke datum ongeveer heeft haar laatste ovulatie waarschijnlijk plaatsgevonden?
A
24 februari
B
1 maart
C
10 maart
D
17 maart
Slide 24 - Quiz
Door welk bloedvat stroomt bloed van de placenta naar het embryo?
A
navelstrengslagader
B
navelstrengader
Slide 25 - Quiz
Welke (slag)ader vervoert wat in de navelstreng?
1
2
zuurstof
koolstofdioxide
voedingsstoffen
afvalstoffen
Slide 26 - Drag question
Het bloed van de moeder gaat via de placenta door het kind.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 27 - Quiz
Zet de volgende fasen van de geboorte in de juiste volgorde:
1
2
3
4
5
uitdrijving
ontsluiting
nageboorte
geboorte
indaling
Slide 28 - Drag question
lichamelijke ontwikkeling
geestelijke ontwikkeling
kruipen
gezichten herkennen
bouwen met blokken
leren wat niet mag
lezen
wiskunde
seksuele gevoelens
groeispurt
zelfstandig worden
vergeetachtig worden
rimpels
Slide 29 - Drag question
Een twee-eiige tweeling is een tweeling die ontstaan is uit?
A
Eén eicel en één zaadcel
B
Twee eicellen en twee zaadcellen
C
Eén eicel en twee zaadcellen
D
Twee eicellen en één zaadcel
Slide 30 - Quiz
Waar worden de cellen uitgezogen bij een vlokkentest?
A
het vruchtwater
B
de foetus
C
de placenta
D
de vagina
Slide 31 - Quiz
Lees de onderstaande tekst en gebruik de afbeelding. Charlotte wil in een kalender aangeven wanneer ze menstrueert. Op 7 februari begint haar menstruatie. Charlotte menstrueert 4 dagen en haar cyclus is erg regelmatig en duurt 28 dagen.
Op welke dag zal haar volgende ovulatie ongeveer plaatsvinden?
A
Op 20 februari
B
Op 25 februari
C
Op 6 maart
Slide 32 - Quiz
Welke vorm van ongeslachtelijke voortplanting zie je hier?
A
Stek
B
Bol
C
Uitloper
D
Wortelstok
Slide 33 - Quiz
In welk van deze gevallen spreken we van 'bestuiving'
A
geen
B
alleen 3
C
alleen 1 en 2
D
1, 2 en 3
Slide 34 - Quiz
Heeft er in deze bloem bevruchting plaats gevonden?
A
Ja, 1 keer
B
Ja, meerdere keren
C
Nee en ook geen bestuiving
D
Nee, maar wel bestuiving
Slide 35 - Quiz
Na de bevruchting (samensmelting van kern van de stuifmeelkorrel en de eicel) .....
A
Het vruchtbeginsel groeit uit tot zaad
B
Het zaadbeginsel groeit uit tot zaad
Slide 36 - Quiz
Van welke plant is dit de levenscyclus?
A
Eenjarige
B
Tweejarige
C
Houtachtige
D
Overblijvende
Slide 37 - Quiz
Mannelijke onderdeel van de bloemplant
Vrouwelijke onderdeel van de bloemplant
Stamper
Meeldraad
Stuifmeelkorrels
Slide 38 - Drag question
Als een plantje ontkiemt dan gebruikt het eerste het reservevoedsel uit de zaadlobben. Hoe komt het plantje aan zijn voedsel als dit reservevoedsel op is?