Chapitre2D Bijvoeglijk naamwoord

Het bijvoeglijk naamwoord
1 / 52
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Slide

Leerdoel!
Na vandaag kan ik het bijvoeglijk naamwoord gebruiken in het Frans.

Slide 2 - Slide

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 3 - Mind map

"Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord."

Het boek.
Het dikke boek.
Het leuke boek.
Het mooie, rode boek.

Slide 4 - Slide

Bijvoeglijke naamwoorden in het Frans?

Slide 5 - Mind map

In welke zin staat een bijvoeglijk naamwoord?
A
Zij heeft echt een mooie auto!
B
Mijn vader werkt graag.
C
Wat loop jij snel!
D
Wil jij iets vragen?

Slide 6 - Quiz

In welke zin staat een bijvoeglijk naamwoord?
A
Je suis une fille hollandaise.
B
Ma mère adore les fleurs.
C
Demain, nous allons faire du shopping.
D
J'ai oublié mes livres.

Slide 7 - Quiz

"Nous avons une grande maison avec un très grand jardin."

1) Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden in deze zin?
2) Wat valt je op aan de bijvoeglijke naamwoorden?

Slide 8 - Open question

Het bijvoeglijk naamwoord past zich aan het zelfstandig naamwoord aan in het Frans!
Wat valt je op als je de onderstaande zinnen vergelijkt?

1) J'ai un T-shirt noir.
2) J'ai une robe noire.
3) J'ai deux T-shirts noirs.
4) J'ai deux robes noires.

Slide 9 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord past zich aan het zelfstandig naamwoord aan in het Frans
Wat valt je op als je de onderstaande zinnen vergelijkt?

1) J'ai un T-shirt noir. (= mannelijk ev.)
2) J'ai deux T-shirts noirs. (= mannelijk mv.)
3) J'ai une robe noire. (= vrouwelijk ev.
4) J'ai deux robes noires. (= vrouwelijk mv.)

Slide 10 - Slide

Dit moet je onthouden:
Basisregel:




- C'est une fille française.
- J'ai deux chats noirs. (het is: le chat)
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
-
+e
Meervoud
+s
+es

Slide 11 - Slide

 Onderstreep/markeer het woord waaraan je het geslacht kunt herkennen. Vul daarna het bijvoeglijk naamwoord aan.
p.e. Tu es une petit___ fille. >> Tu es une petite fille.

1. J'ai un petit___ lapin.
2. Ma mère a acheté une jupe brun___.
3. Je voudrais une voiture. J'adore les grand___ voitures.

Slide 12 - Slide

 Onderstreep/markeer het woord waaraan je het geslacht kunt herkennen. Vul daarna het bijvoeglijk naamwoord aan.
p.e. Tu es une petit___ fille. >> Tu es une petite fille.

1. J'ai un petit lapin.
2. Ma mère a acheté une jupe brun___.
3. Je voudrais une voiture. J'adore les grand___ voitures.

Slide 13 - Slide

 Onderstreep/markeer het woord waaraan je het geslacht kunt herkennen. Vul daarna het bijvoeglijk naamwoord aan.

p.e. Tu es une petit___ fille. >> Tu es une petite fille.

1. J'ai un petit lapin.
2. Ma mère a acheté une jupe brun___.
3. Je voudrais une voiture. J'adore les grand___ voitures.

Slide 14 - Slide

 Onderstreep/markeer het woord waaraan je het geslacht kunt herkennen. Vul daarna het bijvoeglijk naamwoord aan.

p.e. Tu es une petit___ fille. >> Tu es une petite fille.

1. J'ai un petit lapin.
2. Ma mère a acheté une jupe brune.
3. Je voudrais une voiture. J'adore les grand___ voitures.

Slide 15 - Slide

 Onderstreep/markeer het woord waaraan je het geslacht kunt herkennen. Vul daarna het bijvoeglijk naamwoord aan.

p.e. Tu es une petit___ fille. >> Tu es une petite fille.

1. J'ai un petit lapin.
2. Ma mère a acheté une jupe brune.
3. Je voudrais une voiture. J'adore les grandes voitures.

Slide 16 - Slide

Welke zin is grammaticaal correct?
A
J'ai une copine français.
B
Mon père a un vélo grises.
C
Nous avons une grands maison.
D
Elle a une petite soeur.

Slide 17 - Quiz

Uitzonderingen! Schrijf op:
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
meervoud
enkelvoud
meervoud
goed
mooi
nieuw
oud

Slide 18 - Slide

Uitzonderingen! Schrijf op:
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
meervoud
enkelvoud
meervoud
goed
bon
bons
bonne
bonnes
mooi
nieuw
oud

Slide 19 - Slide

Uitzonderingen! Schrijf op:
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
meervoud
enkelvoud
meervoud
goed
bon
bons
bonne
bonnes
mooi
beau
beaux
belle
belles
nieuw
oud

Slide 20 - Slide

Uitzonderingen! Schrijf op:
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
meervoud
enkelvoud
meervoud
goed
bon
bons
bonne
bonnes
mooi
beau
beaux
belle
belles
nieuw
nouveau
nouveaux
nouvelle
nouvelles
oud

Slide 21 - Slide

Uitzonderingen! Schrijf op:
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
meervoud
enkelvoud
meervoud
goed
bon
bons
bonne
bonnes
mooi
beau
beaux
belle
belles
nieuw
nouveau
nouveaux
nouvelle
nouvelles
oud
vieux
vieux (!)
vieille
vieille

Slide 22 - Slide

Welke zin is grammaticaal correct?
A
Nous avons une beau maison.
B
J'ai une belle voiture.
C
Il est un beaux garçon.
D
Ils ont un belle jardin.

Slide 23 - Quiz

Zet het bijvoeglijk naamwoord "bon" in de juiste vorm (gebruik eventueel je aantekening):

J'ai une ________ copine.

Slide 24 - Open question

Opdracht!
Maak opdracht 16CDE op pagina 71.

16C: souligne = onderstreep
timer
5:00

Slide 25 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord
Prends:
- le livre (p.70)
- un stylo
- le cahier

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Wat weet je nog over het bijvoeglijk naamwoord in het Frans? Je mag je aantekeningen gebruiken.

Slide 28 - Open question

"Elles habitent dans une (vieux) _______ maison."

1) Wat betekent "vieux"?
2) Waar zegt "vieux" iets over?
3) Wat is de juiste vorm van "vieux" in deze zin?

Slide 29 - Open question

"Mon frère aime beaucoup les vêtements (noir) _______. Le vêtement qu'il porte souvent, c'est son pantalon vert."

1) Wat betekent "noir"?
2) Waar zegt "noir" iets over?
3) Wat is de juiste vorm van "noir" in deze zin? Waarom heb je voor dit antwoord gekozen?

Slide 30 - Open question

Welke zin is grammaticaal goed?
Let op het bijvoeglijk naamwoord.
A
Je suis un garçon française.
B
Nous avons une grand maison.
C
Il a une petites soeur.
D
Tu as une amie hollandaise.

Slide 31 - Quiz

Welke zin is grammaticaal goed? Let op het bijvoeglijk naamwoord.
A
Elles ont une vieux maison.
B
Tu as une beaux chambre?
C
Ma chambre est nouvelle.
D
J'ai un bonnes copain.

Slide 32 - Quiz

Ik kan het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm zetten.
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll

PLAATS
Het is een grijze kat.                                   C'est un chat gris.
Het is een schattig konijn.                            C'est un lapin adorable.

Wat valt je op?

Slide 34 - Slide

PLAATS
Het is een grijze kat.                                   C'est un chat gris.
Het is een schattig konijn.                            C'est un lapin adorable.

Wat valt je op?
* In het Nederlands staat het bijvoeglijk naamwoord altijd VOOR het zelfstandig naamwoord.
* In het Frans staat het er meestal juist ACHTER.

Slide 35 - Slide

Welke zin klopt NIET?
Let op de PLAATS van het bijvoeglijk naamwoord.
A
Il a une table brune.
B
Elsa a un oncle espagnol.
C
J'ai une française copine.
D
Vous avez un vélo orange?

Slide 36 - Quiz

Zet de woorden in de juiste volgorde:

aimons - les - anglais - nous - films

Slide 37 - Open question

Zet de woorden in de juiste volgorde.

tu - un - blanc - t-shirt - as

Slide 38 - Open question

Uitzonderingen!
De volgende bijvoeglijk naamwoorden staan VOOR het zelfstandig naamwoord!

bon
un bon acteur
nouveau
les nouvelles chaussures
beau
la belle fille
petit
un petit garçon
grand
les grandes maisons
vieux
la vieille dame

Slide 39 - Slide

Hoort het bijvoeglijk naamwoord VOOR of NA het zelfstandig naamwoord?

GRAND
A
voor
B
na

Slide 40 - Quiz

Hoort het bijvoeglijk naamwoord VOOR of NA het zelfstandig naamwoord?

SPORTIF
A
voor
B
na

Slide 41 - Quiz

Hoort het bijvoeglijk naamwoord VOOR of NA het zelfstandig naamwoord?

ROUGE
A
voor
B
na

Slide 42 - Quiz

Hoort het bijvoeglijk naamwoord VOOR of NA het zelfstandig naamwoord?

BELLES
A
voor
B
na

Slide 43 - Quiz

Hoort het bijvoeglijk naamwoord VOOR of NA het zelfstandig naamwoord?

PETIT
A
voor
B
na

Slide 44 - Quiz

Hoort het bijvoeglijk naamwoord VOOR of NA het zelfstandig naamwoord?

VIOLET
A
voor
B
na

Slide 45 - Quiz

Hoort het bijvoeglijk naamwoord VOOR of NA het zelfstandig naamwoord?

VIEILLE
A
voor
B
na

Slide 46 - Quiz

Welke zin is grammaticaal correct? Kijk vooral naar de PLAATS van het bijvoeglijk naamwoord.
A
J'ai une nouvelle maison.
B
Mon père adore les films vieux.
C
Il écoute la chanson belle.
D
Nous avons une maison grande.

Slide 47 - Quiz

Welke zin is grammaticaal correct? Kijk vooral naar de PLAATS van het bijvoeglijk naamwoord.
A
Elle a une noire robe.
B
Mon père regarde un film nouveau.
C
Il a acheté un nouveau pantalon.
D
Nous avons un blanc chien.

Slide 48 - Quiz

Zet het bijvoeglijk naamwoord op de juiste PLAATS + in de juiste VORM. Neem de hele zin over.

(grand) Il a une ____ soeur _____.

Slide 49 - Open question

Zet het bijvoeglijk naamwoord op de juiste PLAATS + in de juiste VORM. Neem de hele zin over.

(vieux) Il a une ____ voiture _____.

Slide 50 - Open question

Zet het bijvoeglijk naamwoord op de juiste PLAATS + in de juiste VORM. Neem de hele zin over.

(orange) Il aime les ____ vêtements _____.

Slide 51 - Open question

Au travail!
1. Maak opdracht 17BC (pagina 72).
2. Maak opdracht 18A

Opdracht 18:
- het haar = les cheveux (m mv)
- de ogen = les yeux (m mv)
- de polo = le polo

Slide 52 - Slide