What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Bijvoeglijk naamwoord (2A)
Het bijvoeglijk naamwoord
1 / 26
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
26 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Het bijvoeglijk naamwoord
Slide 1 - Slide
Leerdoel!
Na vandaag kan ik het bijvoeglijk naamwoord gebruiken in het Frans.
Slide 2 - Slide
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
Het boek.
Het
dikke
boek.
Het
leuke
boek.
Het
mooie
,
rode
boek.
Slide 3 - Slide
In welke zin staat een bijvoeglijk naamwoord?
A
Je suis une fille hollandaise.
B
Ma mère adore les fleurs.
C
Demain, nous allons faire du shopping.
D
J'ai oublié mes livres.
Slide 4 - Quiz
In welke zin staat een bijvoeglijk naamwoord?
A
Zij heeft echt een mooie auto!
B
Mijn vader werkt graag.
C
Wat loop jij snel!
D
Wil jij iets vragen?
Slide 5 - Quiz
Exercice!
"Nous avons une grande maison avec un grand jardin."
1) Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden in deze zin?
2) Wat valt je op aan de bijvoeglijke naamwoorden?
Slide 6 - Slide
Het bijvoeglijk naamwoord past zich aan het zelfstandig naamwoord aan in het Frans!
1) J'ai un T-shirt noir.
2) J'ai une robe noire.
3) J'ai deux T-shirts noirs.
4) J'ai deux robes noires.
Slide 7 - Slide
Het bijvoeglijk naamwoord past zich aan het zelfstandig naamwoord aan in het Frans
Wat valt je op als je de onderstaande zinnen vergelijkt?
1) J'ai
un T-shirt
noir. (= mannelijk ev.)
2) J'ai
deux T-shirts
noir
s
. (= mannelijk mv.)
3) J'ai
une robe
noir
e
. (= vrouwelijk ev.
4) J'ai
deux robes
noir
es
. (= vrouwelijk mv.)
Slide 8 - Slide
Mannelijk
(le / un / mon)
Vrouwelijk
(la / une / ma)
Enkelvoud
-
+e
Meervoud
+s
+es
Slide 9 - Slide
Noteer het woord waaraan je het geslacht kunt herkennen. Vul daarna het bijvoeglijk naamwoord aan.
p.e. Tu es une petit___ fille. >> Tu es
une
petit
e
fille.
1. J'ai un petit___ lapin.
2. Il porte un pull et il porte des chaussures (vr) vert___.
3. Ma mère a acheté une jupe brun___.
4. Je voudrais une voiture. J'adore les grand___ voitures.
Slide 10 - Slide
p.e. Tu es une petit___ fille. >> Tu es
une
petit
e
fille.
1. J'ai
un
petit___ lapin.
2. Il porte
un
pantalon et il porte des chaussures vert_
e
s
_.
3. Ma mère a acheté
une
jupe brun_
e
__.
4. Je voudrais
une
voiture. J'adore les grand_
es
__ voitures.
Slide 11 - Slide
Welke zin is grammaticaal correct?
A
J'ai une copine français.
B
Mon père a un vélo grises.
C
Nous avons une grands maison.
D
Elle a une petite soeur.
Slide 12 - Quiz
Uitzonderingen!
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
meervoud
enkelvoud
meervoud
goed
bon
bon
s
bon
ne
bonne
s
mooi
beau
beau
x
belle
belle
s
nieuw
nouveau
nouveau
x
nouvelle
nouvelle
s
oud
vieux
vieux
vieille
vieille
s
Slide 13 - Slide
Welke zin is grammaticaal correct?
A
Nous avons une beau maison.
B
J'ai une belle voiture.
C
Il est un beaux garçon.
D
Ils ont un belle jardin.
Slide 14 - Quiz
Zet het bijvoeglijk naamwoord "bon" in de juiste vorm:
J'ai une ________ copine.
Slide 15 - Open question
Opdracht!
Maak opdracht 16CD op pagina 71
timer
5:00
Slide 16 - Slide
PLAATS
Het is een
grijze
kat. C'est un chat
gris
.
Het is een
schattig
konijn. C'est un lapin
adorable
.
Wat valt je op?
Slide 17 - Slide
PLAATS
Het is een
grijze
kat. C'est un chat
gris
.
Het is een
schattig
konijn. C'est un lapin
adorable
.
Wat valt je op?
* In het Nederlands staat het bijvoeglijk naamwoord altijd VOOR het zelfstandig naamwoord.
* In het Frans staat het er
meestal
juist ACHTER.
Slide 18 - Slide
Welke zin klopt NIET?
A
Il a une table brune.
B
Elsa a un oncle espagnol.
C
J'ai une française copine.
D
Vous avez un vélo orange?
Slide 19 - Quiz
La place de l'adjectif
En français, l'adjectif est
DERRIÈRE
[
achter
] le nom :
un pull
rouge
, un devoir difficile.
On peut dire aussi : le pull EST
rouge.
Maar er zijn 6 bijv.nw die ook
VÓÓR
het zelfs. nw komen :
beau,
grand,
nouveau, vieux, petit
,
bon
p.72
Slide 20 - Slide
Zet het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plek in de zin :
Ma copine donne des .....bonbons.... [ bons]
A
voor
B
achter
Slide 21 - Quiz
Zet het bijvoeglijk nw op de juiste plek:
Mon père aime les...... voitures .......[sportives]
A
achter
B
voor
Slide 22 - Quiz
Zet het bijv. nw op de juiste plek :
Je joue avec ma ......soeur........[petite]
A
achter
B
voor
Slide 23 - Quiz
Zet het bijv. nw op de jusite plek :
Mon frère a les .....cheveux.... [ blonds]
A
voor
B
achter
Slide 24 - Quiz
Welke zin is grammaticaal FOUT?
A
Des vieilles maisons
B
Les petites filles
C
Le livre beau
D
Le nouveau portable
Slide 25 - Quiz
Opdracht!
1. Maak opdracht 17CD (pagina 72).
2. Maak opdracht 18.
Slide 26 - Slide
More lessons like this
Bijvoeglijk naamwoord (A2 - bron D)
November 2021
- Lesson with
27 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Chapitre2D Bijvoeglijk naamwoord
November 2022
- Lesson with
52 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Bijvoeglijk naamwoord ( bron D)
November 2021
- Lesson with
38 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Les bijvoegelijknaamwoord
June 2023
- Lesson with
13 slides
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Bijvoeglijk naamwoord
December 2021
- Lesson with
13 slides
Frans
Voortgezet speciaal onderwijs
Middelbare school
havo, vwo
Leerroute H
Leerroute V
Leerjaar 2
1HV - bijv nw plaats en spelling unité 5 appr. 5
February 2019
- Lesson with
20 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
2HV bijvoeglijk naamwoord (herhaling)
November 2024
- Lesson with
23 slides
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
L'ADJECTIF (klas 1)
June 2023
- Lesson with
24 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1